1. Ontwerpen

1. Doel bepalen

Voordat je een toets ontwerpt, is het goed je af te vragen met welk doel je toetst. Wil je studenten laten oefenen? Helpen met regelmatig te leren? Of wil je vaststellen of je studenten de stof voldoende verwerkt hebben? Je antwoord op deze vragen bepaalt voor een deel aan welke eisen je toets moet voldoen.

De eerste stap in het ontwerp van een goede toets is, goed onder woorden te brengen wat je wilt bereiken met je onderwijs. Je beperkt je daarbij tot doelen die je kunt meten. ‘Interesse opwekken voor een onderwerp’ is bijvoorbeeld een legitiem doel van onderwijs, maar meetbaar is het niet. ‘Kennis van een aantal stromingen in de filmgeschiedenis’ is wel te meten.

2. Leerdoelen

De taxonomie van Bloom

Een leerdoel geeft aan wat een student in je cursus moet bereiken. In beginsel staat een leerdoel niet op zichzelf, omdat alle leerdoelen van je opleiding tezamen de eindkwalificaties (of ‘eindtermen’) van je opleiding moeten dekken. Niettemin hebben veel docenten een zekere vrijheid de leerdoelen van het eigen vak onder woorden te brengen. Een goed leerdoel benoemt kennis, inzicht, attitude en/of vaardigheden die de student verworven moet hebben, zo concreet mogelijk. Als studenten bepaald gedrag moeten kunnen vertonen, is dit beschreven in observeerbare activiteiten.

Uit de formulering van het leerdoel is af te leiden hoe je gaat toetsen of het leerdoel ook bereikt is. Een goed geformuleerd leerdoel is dus concreet en benoemt meetbare activiteiten, bijvoorbeeld: ‘Na afloop van dit vak, kan de student verschillen benoemen tussen X en Y’. Een voorbeeld van een niet-meetbaar leerdoel is: ‘De student ontwikkelt een gevoel voor X’. Lees hier meer over hoe je goede leerdoelen formuleert.

3. Constructive Alignment

Een goed geformuleerd leerdoel helpt je te bepalen wat je wilt meten in je toets. Vervolgens kun je ook makkelijker bepalen wat studenten nodig hebben om je leerdoelen te bereiken. Kortom, voordat je een toets ontwerpt, zet je drie componenten op een rij: de beoogde leeropbrengst, de leeractiviteiten en de toets. Deze schakeling wordt ‘constructive alignment’ genoemd (Biggs & Tang, 2011).

Model constructive alignment

Constructive Alignment is een onderwijskundig ontwerpprincipe dat je kan helpen om de leeractiviteiten van je studenten te laten overeenkomen met jouw intenties. Je brengt in je ontwerp van je onderwijs dan op één lijn:  

  1. wat jij wilt dat je studenten gaan leren,
  2. wat ze daarvoor moeten doen in jouw onderwijs, en 
  3.  hoe je dat gaat toetsen.

Als jouw onderwijs bijvoorbeeld opinievorming wil trainen, dan kun je er in je colleges voor kiezen te oefenen met debatteren. Je toets moet dan ook opinievorming meten. Ligt je toets niet in het verlengde – bijvoorbeeld omdat deze in dit geval vooral kennisverwerving meet – dan is de kans groot dat studenten zich daarop zullen gaan richten – ook in je colleges. Er moet dus congruentie zijn in je leerdoel, je werkvorm en de toetsvormen die je inzet in je onderwijs. Het principe van constructive alignment wordt als ontwerpprincipe aanbevolen door de UvA. 

4. Formatieve en summatieve toetsing

Als we het over toetsing hebben, bedoelen we doorgaans summatieve toetsing. Deze toetsing draagt bij aan het eindcijfer van het vak en wordt ook wel high-stakes assessment genoemd. Maar er zijn ook vormen van toetsing die studenten helpen te oefenen en te leren, dan zijn ze formatief, ook wel low-stakes assessment. Deze manier van toetsen is vooral bedoeld als zelfevaluatie-instrument, waarmee studenten kunnen bekijken hoe ver zij op een bepaald moment zijn in hun studie.

Vormen van formatieve toetsing zijn bijvoorbeeld huiswerkopdrachten, een diagnostische toets of een opzet of eerste versie van een paper of scriptie. Formatieve toetsing draagt bij aan het leerproces. Daarom is goede feedback in deze fase het meest waardevol; studenten krijgen dan immers inzicht in wat er nog moet gebeuren om het gewenste einddoel te bereiken.

Scherp onderscheid

Het is verstandig deze twee soorten toetsing scherp te onderscheiden binnen jouw vak. Soms worden formatieve toetsen, bijvoorbeeld huiswerkopdrachten, meegeteld in het eindcijfer om studenten te motiveren de toets serieus te nemen. Dit is echter onjuist als de formatieve toets vooral bedoeld is om te oefenen. Wie oefent, mag immers fouten maken, met als doel om de leerstrategie op tijd aan te passen voor de summatieve toetsing. Formatief toetsen wordt ook wel formatief handelen genoemd, omdat het woord ‘toetsen’ suggereert dat het meetelt voor het eindcijfer. Lees hier meer over formatief handelen.

5. Een toetsvorm kiezen

Als je hebt vastgesteld wat je precies wilt meten, kun je vaststellen met welke activiteit je het beste kunt meten of dit leerdoel is bereikt. Ofwel: welke toetsvorm kies je? Kies voor je toetsactiviteit wel het juiste cognitieve niveau. Als je leerdoel bijvoorbeeld ‘analyseren’ omvat, ga je geen feitjes overhoren (al is er uiteraard niets tegen feiten kennen). Bij het kiezen van een toetsvorm, houd je de vier kwaliteitseisen aan toetsing in gedachten: validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en transparantie (zie hieronder).

Een ander punt is of jouw gekozen toetsvorm gevoelig is voor fraude met genAI. Hier vind je meer informatie en adviezen over veilig toetsen en genAI.

Welke toetsvormen passen bij de verschillende cognitieve niveaus?
Toetsvorm   Geschikt voor   Opmerkingen
Toets met gesloten (meerkeuze) vragen Onthouden, begrijpen, soms toepassen Efficiënt voor grote groepen (>100)
Digitale afname is wenselijkNiet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig)
Toets met korte open vragen Onthouden, begrijpen, toepassen Inefficiënt voor grote groepen (veel nakijk-tijd)
Papier of digitaalNiet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig)
Toets met langere open vragen Toepassen, analyseren, evalueren, creëren Nakijken kost vooral voor grotere groepen veel tijd
Papier of digitaalNiet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig)
Open boektentamen (open vragen met toegang tot stof) Toepassen, analyseren Geschikt om te beoordelen of studenten de stof kunnen gebruiken om toepassings- of analysevragen te beantwoorden.

Niet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig)

Take-home tentamen (langere open vragen met toegang tot stof) Toepassen, analyseren, evalueren (genAI) fraudegevoelig
Korte schrijfopdracht Toepassen, analyseren, evalueren Vaak formatief, bijvoorbeeld ter voorbereiding op werkcollege
Essay, paper, scriptie Toepassen, analyseren, evalueren, creëren Schrijfvaardigheid is vaak een apart doel
Mondelinge presentatie Toepassen, analyseren, evalueren, creëren Vaak in combinatie met een geschreven opdracht of paper; spreekvaardigheid/ presentatievaardigheden kunnen een apart doel zijn
Mondelinge toets*

(*lees hier meer over mondelinge toetsing)

Onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren Efficiënt voor kleinere groepen (<40)
Kost veel tijd, maar die wordt bij nakijken bespaard
Docent kan doorvragen
Creatieve opdracht: video, blog, website, poster, podcast, etc. Toepassen, analyseren, evalueren, creëren Zeer geschikt voor het presenteren van stof/ onderzoek aan breder publiek
Portfolio Hogere cognitieve niveaus, maar ook competenties, vaardigheden, attitude Geschikt voor holistische beoordeling van leeropbrengsten en reflectie op leerproces

6. Kwaliteitseisen aan toetsing

De laatste vragen waarbij je stil staat voordat je begint met het construeren van je toets, zijn vragen die de kwaliteit van je toets borgen. Je toets moet immers eerlijk en rechtvaardig zijn. Is je toets bijvoorbeeld representatief voor de gehele leerstof? Verder moeten de studenten van tevoren weten wat ze kunnen verwachten. Als ze tijdens het maken van je toets in een geheel onbekende situatie zouden komen, zou dit ook geen betrouwbare uitslag opleveren. Ook moet je overwegen of je toets wel efficiënt is voor jou als docent, en haalbaar voor de student. Deze kwaliteitseisen aan toetsen – namelijk eisen aan validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en transparantie – houd je voor ogen als je je toets construeert. Lees hieronder meer over de vier kwaliteitseisen.

Je kunt hier ook een checklist met vragen over de vier kwaliteitseisen downloaden.

Validiteit

Validiteit kan uitgelegd worden als de mate waarin een toets meet wat deze beoogt te meten, ofwel: past de inhoud van de toets bij de beoogde leeropbrengst? Validiteit heeft verschillende facetten. Bij voldoende ‘inhoudsvaliditeit’ representeert de toets de leerstof adequaat. Als de toets goed aansluit bij het beoogde niveau, spreekt men van ‘begripsvaliditeit’. Een hulpmiddel om de validiteit van een toets inzichtelijk te maken is de toetsmatrijs. Een toetsmatrijs is een tabel waarin de leerstof wordt afgezet tegen het type vragen en hun complexiteit (meestal volgens de taxonomie van Bloom). Zo maak je voor jezelf – en anderen – duidelijk of alle onderwerpen wel aan orde komen en wat de moeilijkheidsgraad is van je vragen. Lees meer over de toetsmatrijs in stap twee van de toetscyclus.

Vragen om de validiteit van jouw toetsing te checken:

  • Is de toetsvorm geschikt om te meten of studenten de leerdoelen hebben behaald?
  • Dekt de toets de leerdoelen en leerstof voldoende en op het juiste niveau?
  • Zijn het gegeven onderwijs/de vakinhoud en de toetsing op elkaar afgestemd?
  • Past de toetsing bij de positie van het vak binnen de opleiding en/of relevante leerlijnen?
Betrouwbaarheid

Een toets wordt betrouwbaar genoemd als deze bij herhaalde afname onder dezelfde omstandigheden steeds hetzelfde resultaat laat zien. In ons onderwijs is zo’n herhaling echter louter theoretisch. Daarom vatten we betrouwbaarheid hier op als het voldoen aan een aantal eigenschappen. In de eerste plaats moet de toets objectief zijn. Vragen zijn ondubbelzinnig geformuleerd, de antwoordmogelijkheden zijn eenduidig en een consistente beoordeling is mogelijk (onafhankelijk van de beoordelaar bijvoorbeeld). In de tweede plaats maakt de toets goed onderscheid tussen studenten die de stof goed en minder goed beheersen. Tot slot wordt er een voldoende aantal vragen gesteld. Een goed resultaat mag geen toevalstreffer zijn.

Vragen om de betrouwbaarheid van jouw toets te checken:

  • Zijn er maatregelen genomen om te voorkomen dat cijfers op toeval gebaseerd zijn? (bijvoorbeeld: meer dan één toets per vak, voldoende vragen bij tentamens, met name meerkeuze)
  • Zijn vragen/opdrachten eenduidig geformuleerd, zonder ruimte voor ambiguïteit/verwarring?
  • Zijn er antwoordmodellen / rubrics / beoordelingsinstrumenten voorhanden met duidelijke instructies voor beoordelaars om te zorgen voor een consequente en objectieve beoordeling?
Bruikbaarheid

Naast de inhoudelijke kwaliteitseisen is het ook van belang dat je toets praktisch uitvoerbaar is, voor zowel docent als student. Zorg dat de toetsing past binnen de urenbegroting van je vak. Het is bijvoorbeeld niet realistisch om een lange schrijfopdracht te gebruiken in een vak met een groot aantal studenten als je niet genoeg tijd hebt om die na te kijken. Daarnaast moet je ook overwegen of de toetsing voor studenten haalbaar is. Toets niet meer dan nodig, en onthoud dat studenten ook verplichtingen hebben voor andere vakken.

Vragen om de bruikbaarheid van jouw toets te checken:

  • Hebben studenten voldoende tijd om de toets te maken?
  • Is de werklast rondom toetsconstructie, nakijken en feedback haalbaar voor docenten?
Transparantie

Studenten zijn vooraf goed geïnformeerd over wat er tijdens de toets verwacht wordt en waarop zij worden beoordeeld. Het aanbieden van representatieve voorbeeldvragen of oefententamens draagt hieraan bij. En de toets zelf bevat heldere instructies, zoals een puntenverdeling over de vragen, een toegestaan aantal woorden per antwoord, of de hoeveelheid tijd die beschikbaar is, etc. Voor opdrachten wordt een duidelijke deadline gesteld en wordt uitgelegd wat de consequenties zijn van het missen van een deadline. Al deze elementen hebben doorgaans een plaats in de studiehandleiding van een vak.

Vragen om de transparantie van jouw toets te checken:

  • Do students (and staff) know what is expected of them (i.e. through clear instructions, rubrics/assessment forms shared beforehand, sample questions and answers, etc.)?
  • Do students have enough opportunities to practice / get feedback on their progress? (i.e. formative assessment)
  • Is the layout/formatting of assessments clear?

De Toetscyclus

 

Ontwerpen Hoe kies ik een toetsvorm die mijn leerdoelen betrouwbaar meet?
De volgende stap: Construeren Hoe maak ik goede vragen en opdrachten?
Afnemen Waar moet ik bij het afnemen van de toets op letten?
Nakijken Hoe kijk ik zo efficiënt mogelijk na?
Analyseren Hoe kan ik achteraf de kwaliteit van mijn toets beoordelen en verbeteren?
Rapporteren Waar moet ik op letten bij het bekendmaken van cijfers en het geven van feedback?
Evalueren Hoe kan ik mijn toetsing de volgende keer verbeteren?