TLC-Centraal
ACTAAcademisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam
EBEconomie & Bedrijfskunde
FdGFaculteit der Geneeskunde
FdRFaculteit der Rechtsgeleerdheid
FGwFaculteit der Geesteswetenschappen
FMGFaculteit der Maatschapij- en Gedragswetenschappen
FNWIFaculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
TLC-Centraal
ACTAAcademisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam
EBEconomie & Bedrijfskunde
FdGFaculteit der Geneeskunde
FdRFaculteit der Rechtsgeleerdheid
FGwFaculteit der Geesteswetenschappen
FMGFaculteit der Maatschapij- en Gedragswetenschappen
FNWIFaculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
Voordat je een toets ontwerpt, is het goed je af te vragen met welk doel je toetst. Wil je studenten laten oefenen? Helpen met regelmatig te leren? Of wil je vaststellen of je studenten de stof voldoende verwerkt hebben? Je antwoord op deze vragen bepaalt voor een deel aan welke eisen je toets moet voldoen.
De eerste stap in het ontwerp van een goede toets is, goed onder woorden te brengen wat je wilt bereiken met je onderwijs. Je beperkt je daarbij tot doelen die je kunt meten. ‘Interesse opwekken voor een onderwerp’ is bijvoorbeeld een legitiem doel van onderwijs, maar meetbaar is het niet. ‘Kennis van een aantal stromingen in de filmgeschiedenis’ is wel te meten.
De taxonomie van Bloom
Een leerdoel geeft aan wat een student in je cursus moet bereiken. In beginsel staat een leerdoel niet op zichzelf, omdat alle leerdoelen van je opleiding tezamen de eindkwalificaties (of ‘eindtermen’) van je opleiding moeten dekken. Niettemin hebben veel docenten een zekere vrijheid de leerdoelen van het eigen vak onder woorden te brengen. Een goed leerdoel benoemt kennis, inzicht, attitude en/of vaardigheden die de student verworven moet hebben, zo concreet mogelijk. Als studenten bepaald gedrag moeten kunnen vertonen, is dit beschreven in observeerbare activiteiten.
Uit de formulering van het leerdoel is af te leiden hoe je gaat toetsen of het leerdoel ook bereikt is. Een goed geformuleerd leerdoel is dus concreet en benoemt meetbare activiteiten, bijvoorbeeld: ‘Na afloop van dit vak, kan de student verschillen benoemen tussen X en Y’. Een voorbeeld van een niet-meetbaar leerdoel is: ‘De student ontwikkelt een gevoel voor X’. Lees hier meer over hoe je goede leerdoelen formuleert.
Een goed geformuleerd leerdoel helpt je te bepalen wat je wilt meten in je toets. Vervolgens kun je ook makkelijker bepalen wat studenten nodig hebben om je leerdoelen te bereiken. Kortom, voordat je een toets ontwerpt, zet je drie componenten op een rij: de beoogde leeropbrengst, de leeractiviteiten en de toets. Deze schakeling wordt ‘constructive alignment’ genoemd (Biggs & Tang, 2011).
Model constructive alignment
Constructive Alignment is een onderwijskundig ontwerpprincipe dat je kan helpen om de leeractiviteiten van je studenten te laten overeenkomen met jouw intenties. Je brengt in je ontwerp van je onderwijs dan op één lijn:
Als jouw onderwijs bijvoorbeeld opinievorming wil trainen, dan kun je er in je colleges voor kiezen te oefenen met debatteren. Je toets moet dan ook opinievorming meten. Ligt je toets niet in het verlengde – bijvoorbeeld omdat deze in dit geval vooral kennisverwerving meet – dan is de kans groot dat studenten zich daarop zullen gaan richten – ook in je colleges. Er moet dus congruentie zijn in je leerdoel, je werkvorm en de toetsvormen die je inzet in je onderwijs. Het principe van constructive alignment wordt als ontwerpprincipe aanbevolen door de UvA.
Als we het over toetsing hebben, bedoelen we doorgaans summatieve toetsing. Deze toetsing draagt bij aan het eindcijfer van het vak en wordt ook wel high-stakes assessment genoemd. Maar er zijn ook vormen van toetsing die studenten helpen te oefenen en te leren, dan zijn ze formatief, ook wel low-stakes assessment. Deze manier van toetsen is vooral bedoeld als zelfevaluatie-instrument, waarmee studenten kunnen bekijken hoe ver zij op een bepaald moment zijn in hun studie.
Vormen van formatieve toetsing zijn bijvoorbeeld huiswerkopdrachten, een diagnostische toets of een opzet of eerste versie van een paper of scriptie. Formatieve toetsing draagt bij aan het leerproces. Daarom is goede feedback in deze fase het meest waardevol; studenten krijgen dan immers inzicht in wat er nog moet gebeuren om het gewenste einddoel te bereiken.
Scherp onderscheid
Het is verstandig deze twee soorten toetsing scherp te onderscheiden binnen jouw vak. Soms worden formatieve toetsen, bijvoorbeeld huiswerkopdrachten, meegeteld in het eindcijfer om studenten te motiveren de toets serieus te nemen. Dit is echter onjuist als de formatieve toets vooral bedoeld is om te oefenen. Wie oefent, mag immers fouten maken, met als doel om de leerstrategie op tijd aan te passen voor de summatieve toetsing. Formatief toetsen wordt ook wel formatief handelen genoemd, omdat het woord ‘toetsen’ suggereert dat het meetelt voor het eindcijfer. Lees hier meer over formatief handelen.
Als je hebt vastgesteld wat je precies wilt meten, kun je vaststellen met welke activiteit je het beste kunt meten of dit leerdoel is bereikt. Ofwel: welke toetsvorm kies je? Kies voor je toetsactiviteit wel het juiste cognitieve niveau. Als je leerdoel bijvoorbeeld ‘analyseren’ omvat, ga je geen feitjes overhoren (al is er uiteraard niets tegen feiten kennen). Bij het kiezen van een toetsvorm, houd je de vier kwaliteitseisen aan toetsing in gedachten: validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en transparantie (zie hieronder).
Een ander punt is of jouw gekozen toetsvorm gevoelig is voor fraude met genAI. Hier vind je meer informatie en adviezen over veilig toetsen en genAI.
Toetsvorm | Geschikt voor | Opmerkingen | ||
Toets met gesloten (meerkeuze) vragen | Onthouden, begrijpen, soms toepassen | Efficiënt voor grote groepen (>100) Digitale afname is wenselijkNiet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig) |
||
Toets met korte open vragen | Onthouden, begrijpen, toepassen | Inefficiënt voor grote groepen (veel nakijk-tijd) Papier of digitaalNiet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig) |
||
Toets met langere open vragen | Toepassen, analyseren, evalueren, creëren | Nakijken kost vooral voor grotere groepen veel tijd Papier of digitaalNiet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig) |
||
Open boektentamen (open vragen met toegang tot stof) | Toepassen, analyseren | Geschikt om te beoordelen of studenten de stof kunnen gebruiken om toepassings- of analysevragen te beantwoorden.
Niet veilig voor afname op afstand (fraudegevoelig) |
||
Take-home tentamen (langere open vragen met toegang tot stof) | Toepassen, analyseren, evalueren | (genAI) fraudegevoelig | ||
Korte schrijfopdracht | Toepassen, analyseren, evalueren | Vaak formatief, bijvoorbeeld ter voorbereiding op werkcollege | ||
Essay, paper, scriptie | Toepassen, analyseren, evalueren, creëren | Schrijfvaardigheid is vaak een apart doel | ||
Mondelinge presentatie | Toepassen, analyseren, evalueren, creëren | Vaak in combinatie met een geschreven opdracht of paper; spreekvaardigheid/ presentatievaardigheden kunnen een apart doel zijn | ||
Mondelinge toets* | Onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren | Efficiënt voor kleinere groepen (<40) Kost veel tijd, maar die wordt bij nakijken bespaard Docent kan doorvragen |
||
Creatieve opdracht: video, blog, website, poster, podcast, etc. | Toepassen, analyseren, evalueren, creëren | Zeer geschikt voor het presenteren van stof/ onderzoek aan breder publiek | ||
Portfolio | Hogere cognitieve niveaus, maar ook competenties, vaardigheden, attitude | Geschikt voor holistische beoordeling van leeropbrengsten en reflectie op leerproces |
De laatste vragen waarbij je stil staat voordat je begint met het construeren van je toets, zijn vragen die de kwaliteit van je toets borgen. Je toets moet immers eerlijk en rechtvaardig zijn. Is je toets bijvoorbeeld representatief voor de gehele leerstof? Verder moeten de studenten van tevoren weten wat ze kunnen verwachten. Als ze tijdens het maken van je toets in een geheel onbekende situatie zouden komen, zou dit ook geen betrouwbare uitslag opleveren. Ook moet je overwegen of je toets wel efficiënt is voor jou als docent, en haalbaar voor de student. Deze kwaliteitseisen aan toetsen – namelijk eisen aan validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en transparantie – houd je voor ogen als je je toets construeert. Lees hieronder meer over de vier kwaliteitseisen.
Je kunt hier ook een checklist met vragen over de vier kwaliteitseisen downloaden.
Validiteit kan uitgelegd worden als de mate waarin een toets meet wat deze beoogt te meten, ofwel: past de inhoud van de toets bij de beoogde leeropbrengst? Validiteit heeft verschillende facetten. Bij voldoende ‘inhoudsvaliditeit’ representeert de toets de leerstof adequaat. Als de toets goed aansluit bij het beoogde niveau, spreekt men van ‘begripsvaliditeit’. Een hulpmiddel om de validiteit van een toets inzichtelijk te maken is de toetsmatrijs. Een toetsmatrijs is een tabel waarin de leerstof wordt afgezet tegen het type vragen en hun complexiteit (meestal volgens de taxonomie van Bloom). Zo maak je voor jezelf – en anderen – duidelijk of alle onderwerpen wel aan orde komen en wat de moeilijkheidsgraad is van je vragen. Lees meer over de toetsmatrijs in stap twee van de toetscyclus.
Vragen om de validiteit van jouw toetsing te checken:
Een toets wordt betrouwbaar genoemd als deze bij herhaalde afname onder dezelfde omstandigheden steeds hetzelfde resultaat laat zien. In ons onderwijs is zo’n herhaling echter louter theoretisch. Daarom vatten we betrouwbaarheid hier op als het voldoen aan een aantal eigenschappen. In de eerste plaats moet de toets objectief zijn. Vragen zijn ondubbelzinnig geformuleerd, de antwoordmogelijkheden zijn eenduidig en een consistente beoordeling is mogelijk (onafhankelijk van de beoordelaar bijvoorbeeld). In de tweede plaats maakt de toets goed onderscheid tussen studenten die de stof goed en minder goed beheersen. Tot slot wordt er een voldoende aantal vragen gesteld. Een goed resultaat mag geen toevalstreffer zijn.
Vragen om de betrouwbaarheid van jouw toets te checken:
Naast de inhoudelijke kwaliteitseisen is het ook van belang dat je toets praktisch uitvoerbaar is, voor zowel docent als student. Zorg dat de toetsing past binnen de urenbegroting van je vak. Het is bijvoorbeeld niet realistisch om een lange schrijfopdracht te gebruiken in een vak met een groot aantal studenten als je niet genoeg tijd hebt om die na te kijken. Daarnaast moet je ook overwegen of de toetsing voor studenten haalbaar is. Toets niet meer dan nodig, en onthoud dat studenten ook verplichtingen hebben voor andere vakken.
Vragen om de bruikbaarheid van jouw toets te checken:
Studenten zijn vooraf goed geïnformeerd over wat er tijdens de toets verwacht wordt en waarop zij worden beoordeeld. Het aanbieden van representatieve voorbeeldvragen of oefententamens draagt hieraan bij. En de toets zelf bevat heldere instructies, zoals een puntenverdeling over de vragen, een toegestaan aantal woorden per antwoord, of de hoeveelheid tijd die beschikbaar is, etc. Voor opdrachten wordt een duidelijke deadline gesteld en wordt uitgelegd wat de consequenties zijn van het missen van een deadline. Al deze elementen hebben doorgaans een plaats in de studiehandleiding van een vak.
Vragen om de transparantie van jouw toets te checken:
Ontwerpen | Hoe kies ik een toetsvorm die mijn leerdoelen betrouwbaar meet? | |
De volgende stap: Construeren | Hoe maak ik goede vragen en opdrachten? | |
Afnemen | Waar moet ik bij het afnemen van de toets op letten? | |
Nakijken | Hoe kijk ik zo efficiënt mogelijk na? | |
Analyseren | Hoe kan ik achteraf de kwaliteit van mijn toets beoordelen en verbeteren? | |
Rapporteren | Waar moet ik op letten bij het bekendmaken van cijfers en het geven van feedback? | |
Evalueren | Hoe kan ik mijn toetsing de volgende keer verbeteren? |