TLC-Centraal
ACTAAcademisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam
EBEconomie & Bedrijfskunde
FdGFaculteit der Geneeskunde
FdRFaculteit der Rechtsgeleerdheid
FGwFaculteit der Geesteswetenschappen
FMGFaculteit der Maatschapij- en Gedragswetenschappen
FNWIFaculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
Op deze pagina:
Het nakijken en beoordelen van de gemaakte toetsen is de vierde stap van de toetscyclus. Je doet dit aan de hand van antwoordmodellen of beoordelingsinstrumenten die je, als het goed is, bij het construeren van de toets al gemaakt hebt. Zie ook construeren.
Bij gesloten vragen is het antwoordmodel simpel: daar staat in wat de juiste antwoorden zijn en hoeveel punten er per goed antwoord te verdienen zijn. In dat geval kan er meestal ook met behulp van toetssoftware worden nagekeken.
Bij open vragen is het antwoordmodel uitgebreider, en neemt het de vorm van een correctievoorschrift, mede om verschillen tussen beoordelaars te beperken. Het helpt ook om bij de inzage aan studenten uit te leggen hoe het cijfer tot stand is gekomen. In het correctievoorschrift staan voorbeeldantwoorden, maar ook hoe de puntenverdeling per vraag werkt. Voor de beoordelaar moet duidelijk zijn hoe om te gaan met gedeeltelijk juiste antwoorden of antwoorden die niet in het antwoordmodel voorkomen. Het correctievoorschrift kan tijdens het nakijken nog worden aangepast als bijvoorbeeld blijkt dat een ander antwoord ook goed gerekend moet worden. Eerder nagekeken werk dient dan opnieuw te worden beoordeeld aan de hand van het aangepaste antwoordmodel. Achteraf moet een student op basis van het antwoordmodel inzicht kunnen krijgen in de beoordeling.
Bij het beoordelen van vaardigheidstoetsen (verslag, presentatie) of projectwerk wordt geen antwoordmodel maar een beoordelingsinstrument gebruikt. Het is wenselijk om de criteria daarvan van tevoren aan studenten bekend te maken. Een beoordelingsinstrument kan verschillende vormen aannemen. Een minimaal model bevat de criteria en de schaal waarop beoordeeld gaat worden. Je kan hierbij ook aangeven hoe de verschillende criteria meewegen in het eindcijfer.
Bij het beoordelen van essays, papers en casusvragen kan gebruik gemaakt worden van een rubric. Een rubric is een tabel waarmee je beoordelingen objectief, consistent en transparant kan maken. Er zijn verschillende soorten rubrics. Bij een holistische rubric formuleer je per niveau (bijvoorbeeld goed, voldoende en onvoldoende) een beschrijving van het werk van de student. Bij een analytische rubric splits je de beoordeling op in een aantal criteria (zoals inhoud, structuur en taalgebruik), en formuleer je een beschrijving voor de verschillende tussenniveaus (bijvoorbeeld goed, voldoende en onvoldoende). Daarbij kun je aangeven hoeveel punten er per niveau te verdienen zijn. Dan is er nog een single-point rubric, waarbij je per criterium alleen het voldoendeniveau beschrijft. Links en rechts van deze kolom is ruimte om in te vullen op welke manier het werk van de student onder of boven dit niveau zit.
Bespreek de rubric van tevoren met alle beoordelaars om beoordelaarsverschillen te beperken. Je kan ook een zogenaamde ‘kalibreersessie’ houden waarin je een paar opdrachten samen beoordeelt met de rubric, om te zorgen dat deze op een consistente manier wordt ingevuld. Wil je meer lezen over rubrics? Op deze pagina vind je uitgebreide informatie, voorbeelden en tips voor het maken van een rubric.
Plagiaat en fraude zijn een serieuze overtreding van de academische regels. Studenten kunnen hiervoor gestraft worden variërend van schorsing van de cursus tot -in extreme gevallen- schorsing van de opleiding. Maar niet in alle gevallen zijn studenten te kwader trouw. Ze moeten goed geïnstrueerd worden wat in het kader van het vak, de opdracht of de toets precies onder fraude en plagiaat verstaan wordt en waarom het zo belangrijk is je aan die regels te houden.
Docenten die plagiaat of fraude vermoeden moeten dit melden bij de examencommissie. Ga niet zelf improviseren. Alle studenten moeten immers gelijk behandeld worden. De examencommissie draagt zorg voor een eerlijke beoordeling en archivering van fraudegevallen. Raadpleeg de ‘Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA‘ voor meer informatie
Bij het onderwijsthema Feedback vind je basistheorie, praktische handvatten en timesavers over feedback. Je kunt ook onze e-learning over feedback volgen.
Het nakijken per vraag heeft als voordeel dat je makkelijker verschillende antwoorden met elkaar kunt vergelijken. Daardoor zie je ook sneller onvolkomenheden in het antwoordmodel. Soms zul je tijdens het nakijken iets milder of strenger over bepaalde gegeven antwoorden gaan oordelen. In dat geval is het goed om ook nog eens de eerst nagekeken antwoorden tegen het licht te houden en eventueel de beoordeling aan te passen.
In het geval van verschillende beoordelaars heeft het nakijken van een bepaalde vraag door één beoordelaar als voordeel dat een mogelijk beoordelaarsverschil dan geen invloed heeft op de uitslag van het totale tentamen van een individuele student. Immers, elke afzonderlijke vraag wordt maar door één beoordelaar nagekeken.
Hier kunnen veel verschillende redenen voor zijn. Misschien is de ene student sterker in geschreven werk en minder goed in kennis reproduceren of minder bestand tegen tentamenstress. En misschien is de andere student sterker in kennis reproduceren of heeft deze voor het tentamen wél hard gewerkt. Het is belangrijk je bij de beoordeling niet door dit soort zaken te laten beïnvloeden. Daarom is het beter om bij het beoordelen niet te weten om welke student het gaat. Overweeg om anoniem na te kijken om dit soort problemen te voorkom. Gaat het om een vermoeden van fraude of plagiaat, schakel dan de examencommissie in (zie de fraude- en plagiaatregeling UvA).
Wanneer er een vermoeden is van fraude en/of plagiaat deelt de examinator dit direct mee aan de student en tevens (schriftelijk) aan de examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen (fraude- en plagiaatregeling UvA).
In dat geval heeft de student wel een goed antwoord gegeven en moet je het antwoord dus goed rekenen. Pas dan ook het antwoordmodel aan en communiceer dit – indien van toepassing – met de andere beoordelaars. Het kan zijn dat het gegeven antwoord niet in de bestudeerde literatuur is genoemd. Maar als in de vraag niet expliciet om gegevens uit de bestudeerde literatuur wordt gevraagd, moet je in dit geval ook het antwoord goed rekenen. Heb je twijfels, dan kun je de student vragen het antwoord toe te lichten. (Hoe kom je aan dit antwoord? Kun je dit antwoord nog eens herhalen?)
Dat kan alleen als taal in de rubric of het beoordelingsmodel is opgenomen. Met andere woorden: je kunt geen punten aftrekken voor taalfouten, als taal niet tot de leerdoelen en beoordelingscriteria van het vak behoort. Het kan natuurlijk wel zijn dat door het taalgebruik het antwoord niet duidelijk is. Dan kun je om die reden het antwoord (gedeeltelijk) fout rekenen. Het is belangrijk om dit soort zaken in je team te bespreken en samen één lijn te trekken.
Ontwerpen | Hoe kies ik een toetsvorm die mijn leerdoelen betrouwbaar meet? | |
Construeren | Hoe maak ik goede vragen en opdrachten? | |
De vorige stap: Afnemen | Waar moet ik bij het afnemen van de toets op letten? | |
Nakijken | Hoe kijk ik zo efficiënt mogelijk na? | |
De volgende stap: Analyseren | Hoe kan ik achteraf de kwaliteit van mijn toets beoordelen en verbeteren? | |
Rapporteren | Waar moet ik op letten bij het bekendmaken van cijfers en het geven van feedback? | |
Evalueren | Hoe kan ik mijn toetsing de volgende keer verbeteren? |