2. Ontwerpen

Na de analyse volgt het ontwerpen van het onderwijs, de grootste stap binnen de ontwerpcyclus. Voor het ontwerpen van onderwijs gebruiken we het principe constructive alignment, ontwikkeld door Biggs en Tang (1996). Volgens dit principe sluiten in goed onderwijs de leerdoelen, leeractiviteiten en toetsing precies op elkaar aan. Concreet betekent dit dat je alleen activiteiten in de colleges/werkgroepen organiseert die in de leerdoelen terugkomen en dat de toetsing echt toetst wat de studenten met deze activiteiten hebben geleerd, en dus terugkomt in de leerdoelen. Zie ook de uitleg in de toetscyclus.

Waarom dit zo belangrijk is? Als je dit principe in je onderwijs hanteert, merk je dat het veel duidelijkheid schept: de studenten weten wat ze gaan leren tijdens de cursus (leerdoelen) en de activiteiten thuis en in de colleges/werkgroepen voelen ‘logisch’ aan omdat ze naar deze doelen leiden. Ook de toetsinhoud en -vorm komt niet uit de lucht vallen: de studenten weten wat er van hen wordt verwacht omdat zij dit hebben geoefend tijdens de leeractiviteiten. Deze aansluiting schept ook duidelijkheid voor jou en andere collega’s: het is logisch en duidelijk waar de studenten op worden beoordeeld en wat de studenten moeten kennen én kunnen. Als studenten of docenten frustraties binnen de onderwijsinhoud ervaren, zien we vaak dat de doelen, activiteiten en toetsing niet volledig op elkaar aansluiten.

Backward Design

Wij adviseren om altijd te beginnen bij de leerdoelen, dan de toetsing onder de loep te nemen en tot slot de leeractiviteiten te bedenken. Zo weet je zeker dat de leeractiviteiten naar de toetsing toe werken.

Stap 1. Formuleer heldere, concrete en specifieke leerdoelen

Stap 2. Ontwerp de toetsvorm(en) (en evt. beoordelingsformulier(en))

Stap 3. Ontwerp de leeractiviteiten

Download dit document (.xlsl, 21KB) om deze stappen in te vullen voor je eigen vak.

Herontwerp? Bepaal de impact. In het geval van herontwerp kun je het vak op verschillende ‘niveaus’ aanpassen: je kunt klein beginnen (low-impact), of je vak volledig (her)inrichten (high-impact). Lees hier meer over de niveaus van herontwerp en realiseer je dat bij de verschillende impact-niveaus het ook belangrijk is om naar de leerdoelen en toetsing te kijken.

Bronnen

Biggs, J. (1996). Enhancing teaching through constructive alignment. Higher education, 32(3), 347-364.

Stap 1. Leerdoelen

Leerdoelen zijn essentieel in het onderwijsproces. Ze definiëren welke kennis en vaardigheden studenten aan het einde van een leeractiviteit moeten hebben verworven. Ze communiceren de verwachtingen van de docent en helpen studenten hun inspanningen te sturen en hun eigen voortgang te bewaken. Zie ook stap 1 ‘Ontwerpen’ uit de toetscyclus.
Effectieve leerdoelen voldoen aan zeven cruciale criteria:

Criterium Voorbeeld WEL doen Voorbeeld NIET doen
1.       Ze zijn studentgericht: ze specificeren wat studenten moeten kunnen De student kan … Aan het eind van dit vak weet men …
2.       Ze zijn specifiek: ze zijn niet te breed of algemeen geformuleerd, maar maken duidelijk welk concreet resultaat er behaald moet worden De student kan X definiëren De student heeft kennis en inzicht in een reeks van onderwerpen en hun toepassing
3.       Ze omvatten slechts één doel, niet meerdere doelen tegelijkertijd De student kan theorie X uitleggen De student kan theorie X uitleggen én kan reflecteren op de relatie tussen X en Y
4.       Ze omvatten alleen het hoogste beheersingsniveau: het is niet nodig om ook alle onderliggende beheersingsniveaus te beschrijven De student kan een wetenschappelijk artikel evalueren De student kan een wetenschappelijk artikel uitleggen, analyseren en evalueren
5.       Ze omvatten meetbare actiewerkwoorden om tastbare acties en gedragingen uit te drukken De student kan theorie X uitleggen De student begrijpt theorie X
6.       Ze zijn positief geformuleerd en bevatten dus geen ontkenningen De student kan constructief samenwerken De student kan zich niet verzetten tegen individueel werken
7.       Ze worden altijd op dezelfde manier geformuleerd De student kan … De student kan …

De student is in staat om …

De student weet …

 

Taxonomie van Bloom

Het opstellen van leerdoelen wordt vergemakkelijkt door de ‘Taxonomie van Bloom’. Deze beschrijft verschillende typen beheersingsniveaus van de leerdoelen. Het cognitieve domein – het vermogen om informatie op te nemen en op een betekenisvolle manier te gebruiken – wordt geclassificeerd in zes niveaus, variërend van simpelweg het onthouden van feiten tot het genereren van nieuwe kennis (zie ook stap 1 ’Ontwerpen’ uit de toetscyclus). Extra uitleg vind je hier.

Elk niveau uit de taxonomie van Bloom kan worden gecombineerd met passende actiewerkwoorden. Actiewerkwoorden richten zich op tastbare taken, zoals beschrijven, ontwerpen, opnoemen, enzovoort. Ambigue termen als ‘begrijpen,’ ‘inzien’ of ‘vertrouwd raken met’ zijn niet geschikt als actiewerkwoorden in leerdoelen omdat ze geen concrete acties of gedragingen aangeven. Ze kunnen echter wel beoordeeld worden via een tastbare taak, zoals ‘uitleggen’ of ‘vergelijken’. Goede voorbeelden van actiewerkwoorden vind je hier.

Kortom, denk bij het het opstellen van leerdoelen eerst na over het juiste Bloom-niveau en zoek daar vervolgens een passend actiewerkwoord bij.

 

Kennis en inzicht?

De termen ‘kennis van’ en ‘inzicht in’ worden vaak in leerdoelen gebruikt. Niet alleen zijn dit geen actiewerkwoorden, maar ze worden ook vaak met elkaar verward of als onderling uitwisselbaar beschouwd. Toch vertegenwoordigen ze twee verschillende niveaus van leren. ‘Kennis van’ betreft het vergaren van feitelijke informatie, bijvoorbeeld: ‘Het Italiaans Neorealisme begon in 1944’. Deze informatie kan worden gereproduceerd zoals geleerd. ‘Inzicht in’, daarentegen, houdt een dieper begrip van kennis in. Het veronderstelt het leggen van verbanden, interpreteren van feiten en in eigen woorden beschrijven van kennis. Bijvoorbeeld: ‘verklaar waarom er geen duidelijk einddatum voor het Italiaans Neorealisme te geven is’. Dit verschil is cruciaal; terwijl ‘kennis van’ reproductie vereist, vraagt ‘inzicht in’ om toepassing en interpretatie, wat een andere aanpak in lesgeven en toetsing impliceert.

 

Voorbeelden

X Na afloop van dit vak, heeft de student kennis van het Italiaanse Neorealisme.

V Na afloop van dit vak, kan de student de kenmerken van het Italiaanse Neorealisme benoemen.

 

X Na afloop van dit vak, heeft de student inzicht in het Italiaanse Neorealisme.

V Na afloop van dit vak, kan de student verschillende historiografische posities over het Italiaanse Neorealisme uitleggen.

Voorbeeld

Een voorbeeld van een goed geformuleerd leerdoel is:

Na afloop van deze cursus, kan de student:

  • de belangrijkste politieke ontwikkelingen van de Egyptische beschaving identificeren en beschrijven.
  • deze ontwikkelingen analyseren en interpreteren in hun historische context, gebruikmakend van primaire en secundaire bronnen.
  • hun analyse schriftelijk presenteren in een goed gestructureerd en academisch verantwoord essay, waarbij ze correct gebruikmaken van bronvermeldingen.

Checklist voor leerdoelen

Het leerdoel richt zich op:

    –  leeruitkomsten van studenten, niet op leeractiviteiten of -processen JA/NEE
    –  kennis, vaardigheden of attitudes van studenten JA/NEE

 

Het leerdoel bevat:

    –  per component slechts één actiewerkwoord JA/NEE
    –  alleen werkwoorden die tastbare taken omschrijven JA/NEE
    –  alleen het hoogste beheersingsniveau JA/NEE

Het leerdoel is:

    –  meetbaar/waarneembaar JA/NEE
    –  toetsbaar JA/NEE
    –  specifiek JA/NEE
    –  positief geformuleerd JA/NEE
    –  altijd op dezelfde manier geformuleerd JA/NEE

 

 

Stap 2. Toetsing

Nadat je de leerdoelen hebt geformuleerd, kan je gaan nadenken over de toetsing. Dit betreft zowel formatieve toetsen (tussentijdse toetsen waarbij de studenten en jij inzicht verkrijgen in hun niveau t.o.v. de leerdoelen) als summatieve toetsen (toetsen om studenten te beoordelen en een studieonderdeel af te sluiten).

Er zijn veel verschillende soorten toetsvormen mogelijk, bijvoorbeeld een MC-toets, open boek-tentamen, essay, mondelinge presentatie, casus, maken van een video/podcast/blog of het creëren van een portfolio (zie ook de keuzetool toetsen). Het wordt aangeraden om gebruik te maken van verschillende toetsvormen in je vak. De keuze van de juiste toetsvorm wordt bepaald door het cognitieve Bloom-niveau van je leerdoelen. Stel dat het leerdoel op het Bloom-niveau ‘analyseren’ zit, dan behalen je studenten dat niveau niet door een overhoring van simpele feiten in een MC-toets. Tips voor het construeren van goede toetsvragen en het aantal vragen in een toets voor een betrouwbaar resultaat kun je vinden in stap 2 ‘Construeren’ van de toetscyclus.

Belangrijke principes voor je toetsontwerp

Er zijn vier belangrijke principes om rekening mee te houden bij het ontwerpen van je toetsing:

  • Validiteit: Meet je wat je wilt meten?
    • Inhoudsvaliditeit: Toets je wat je de studenten wilde leren? Komen alle leerdoelen aan bod in je toetsing? Worden er onderwerpen getoetst die niet in je leerdoelen staan?
    • Begripsvaliditeit: Toets je het juiste leerniveau? Worden alle leerdoelen getoetst op het juiste niveau (Taxonomie van Bloom) en met de juiste toetsvorm?
  • Betrouwbaarheid: Meet je op een consistente manier? Je toetsen moeten vergelijkbare cijfers opleveren over de tijd (bijvoorbeeld in vergelijking met voorgaande jaren) en tussen beoordelaars. Worden vergelijkbare antwoorden op dezelfde manier beoordeeld en zijn er geen verschillen tussen de beoordelaars?
  • Bruikbaarheid: Is de toets praktisch uitvoerbaar voor jou als docent en voor de studenten? Heb je genoeg tijd om de toetsen te ontwikkelen en na te kijken? Hebben de studenten voldoende tijd om de toets voor te bereiden en te maken en staan eventuele hulpmiddelen tot hun beschikking?
  • Transparantie: Zijn de studenten goed geïnformeerd over de opzet van de toets, wat er van hen verwacht wordt, de beoordelingsprocedure en de minimumvereisten om te slagen?

Zie de toetscyclus voor meer informatie.

Toetsmatrijs

Hoe ga je toetsen of de studenten de leerdoelen hebben behaald? Een toetsmatrijs kan hierbij helpen. Dit is een overzicht van de weging en spreiding van leerdoelen, onderwerpen en Bloom-niveaus in een toets. Hiermee wordt direct duidelijk of alle leerdoelen en leerstof door de toets worden gedekt.

Zie stap 2 ‘Construeren’ in de toetscyclus en deze pagina op de DataNose docentensite voor meer informatie en download dit exceldocument (.xlsx, 21KB) om je eigen toetsmatrijs te maken.

Antwoordmodel (voor tentamens met gesloten en open vragen)

Als je een tentamen maakt, is het handig om ook direct een antwoordmodel te maken. In zo’n antwoordmodel staan de juiste antwoorden uitgeschreven, eventuele voorbeeldantwoorden en de puntenverdeling per vraag. Dit zal je helpen tijdens het nakijken (met name als er meerdere beoordelaars zijn) en kan je gebruiken om aan studenten uit te leggen hoe hun cijfer tot stand is gekomen.

Zie stap 2 ‘Construeren’ en stap 4 ‘Nakijken en beoordelen’ in de toetscyclus voor meer informatie.

Beoordelingsformulier en rubric (voor opdrachten)

Bij schriftelijke opdrachten, presentaties, portfolio’s of groepopdrachten is het handig om een beoordelingsformulier of rubric te maken en deze van tevoren met je studenten te delen. Hierdoor weten je studenten wat er van hen verwacht wordt en kan je hun opdrachten consistent en objectief beoordelen.

Een beoordelingsformulier bevat een beschrijving van de verschillende criteria waarop je het werk van de student beoordeeld zal beoordelen. Een rubric is een uitgebreidere vorm, waarbij ieder criterium wordt opgesplitst in een aantal tussenniveaus (bijv. goed, voldoende, onvoldoende). Hier bestaan verschillende varianten op zoals de single point of analytische rubric. Per tussenniveau wordt een beschrijving gegeven van het criterium en het aantal punten dat de student per niveau kan verdienen. Zorg ervoor dat deze rubric van tevoren met alle beoordelaars wordt besproken om eventuele beoordelaarsverschillen zoveel mogelijk te beperken.

Zie stap 2 ‘Construeren’ en stap 4 ‘Nakijken en beoordelen’ in de toetscyclus voor meer informatie.

 

Stap 3. Leeractiviteiten

Nu de leerdoelen zijn geformuleerd en je hebt bepaald welke toetsvorm(en) je wilt inzetten, kun je starten met het bepalen van de leeractiviteiten. We zijn geneigd om ons vooral op de activiteiten te richten die tijdens colleges of werkgroepen plaatsvinden, terwijl de activiteiten die studenten thuis doen net zo belangrijk zijn. Hoe zorg je dan voor een ideale aansluiting tussen alle activiteiten?

Ideale blend

Tijdens het ontwerpproces zijn we op zoek naar een ideale blend van leeractiviteiten. Als docent initieer je activiteiten – zowel binnen als buiten de contacturen – om de interactie te bevorderen. Dit betreft de interactie tussen de docent en de studenten, tussen de studenten en de inhoud, en tussen de studenten onderling. In lijn met de UvA-onderwijsvisie streven we naar een studentgerichte leeromgeving waarbij:

  • studenten actief bezig zijn met materiaal;
  • samen met en van studiegenoten leren;
  • studenten worden uitgedaagd;
  • digitale functionaliteiten ter verrijking worden ingezet;
  • activiteiten thuis aansluiten op de activiteiten tijdens bijeenkomsten op de campus.

Welke leeractiviteiten passen bij je leerdoelen?

Houd ook rekening met het niveau van het leerdoel dat je wilt toetsen. Wanneer je wilt dat je studenten een analyse kunnen maken, dan is het belangrijk om ook de onderwijsactiviteiten op dit niveau aan te laten sluiten. Bouw hier stapsgewijs naar toe waarbij je opbouwt in niveau.

Voorbeeld: je wilt dat jouw studenten een analyse kunnen maken van bijvoorbeeld een rechtszaak. Het is dan eerst belangrijk dat je studenten op kennisniveau aan de slag zijn gegaan. Welke wetten moeten zij bijvoorbeeld kennen en welke voorgaande zaken zijn van belang? Wellicht is het dan ook verstandig om de geleerde theorie eerst toe te passen in een concrete situatie, bijvoorbeeld door een complexe strafzaak. In dit voorbeeld zijn nu drie verschillende onderwijsactiviteiten beschreven op drie verschillende Bloom-niveau’s.

 

Inspiratie opdoen?

Activerende werkvormen

UvA-docenten en -trainers hun favoriete werkvormen verzameld in een kartonnen kaartenset. In deze kaartenset vind je voor verschillende categorieën voorbeelden van werkvormen mét praktische handvatten, zoals ‘je studenten leren kennen’, ‘voorkennis activeren’ en ‘kritisch denken’. Download hier de kaartenset in .pdf vorm (Engels, 5.699KB). Wil je ook graag een fysieke kaartenset? Stuur dan een mail naar de TLC van jouw faculteit:

Digitale mogelijkheden

Binnen iedere faculteit zijn digitale onderwijstools beschikbaar, je kunt het overzicht hier bekijken.

Maak een storyboard van je vak

Ben je benieuwd hoe je de verschillende leeractiviteiten tot een samenhangend geheel verwerkt? Binnen de TLC’s gebruiken we verschillende ontwerpmethodes voor het creëren van dit geheel. Een hands-on methode die we regelmatig gebruiken is de  ABC learning design-methode. In een korte tijd (ca. 2 uur) creëer je een overzicht van je nieuwe onderwijs of herontwerp, waarin je de activiteiten thuis en tijdens colleges/werkgroepen per week bepaalt.

We raden je aan om de ABC-methode ten minste één keer te doorlopen met ondersteuning van een TLC-collega. Na afloop geven deelnemers vaak aan dat ze het prettig vinden om deze methode te ervaren met iemand die buiten het team staat en het proces bewaakt. Op deze manier raak je bekend met de methode en kun je deze daarna met behulp van ons materiaal ook zelfstandig uitvoeren met directe collega’s.

Afbeelding gemaakt in Miro (externe link)