Hoe ziet het feedbackproces eruit?

In het artikel Feedback om leren te stimuleren kon je lezen hoe je feedback kunt richten op het leren van studenten en hoe je dat effectief en efficiënt kunt doen.  In dit artikel staat het feedbackproces centraal waarbij je studenten helpt om kennis, vaardigheden en attitude te ontwikkelen om feedback te ontvangen en verwerken. 

Het TLC FGw heeft op basis van recent onderzoek een proces voor het geven van feedback ontworpen.

Bronnen

 

  • de Kleijn, R. A. (2022). Vraag beter om feedback. Geraadpleegd op 21 juli 2023, van Poster ‘VRAAG BETER OM FEEDBACK’ | Toetsrevolutie.
  • de Kleijn, R. A. (2023). Supporting student and teacher feedback literacy: an instructional model for student feedback processes. Assessment & Evaluation in Higher Education, 48(2), 186-200, https://doi.org/10.1080/02602938.2021.1967283.
  • Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The Power of Feedback. Review of Educational Research, 77(1), 81–112, doi: 10.3102/003465430298487.
  • Vanhoof, S., & Speltincx, G. (2022). Feedback in de klas. Lannoo Campus.
  • Winstone, N., & Carless, D. (2019). Designing effective feedback processes in higher education: A learning-focused approach. Routledge.

 

1. Communiceer heldere kwaliteitsverwachtingen ten aanzien van de beoordeling.

De studenten weten waar ze naartoe werken en wat er van hen verwacht wordt.  

Formuleer concrete en specifieke beoordelingscriteria 
Maak een duidelijke opdrachtomschrijving met heldere beoordelingscriteria en zet studenten aan om deze vanaf het begin te bekijken.  

Werk met voorbeelden 
Voorbeelden helpen om de vaak abstracte beoordelingscriteria te concretiseren. Als je één ‘goed voorbeeld’ deelt zullen studenten geneigd zijn om hun opdracht vergelijkbaar te maken. Dit kan ook op andere manieren:  

Voor studenten met weinig ervaring m.b.t. de opdracht: 
     1. Geef enkele (geanonimiseerde) voorbeelden waar sterke en minder sterke tussen zitten. Laat studenten deze rangschikken van sterk tot zwak. Laat studenten zelf succescriteria deduceren. 
     2. Geef enkele (geanonimiseerde) voorbeelden en vraag studenten de beoordelingscriteria hiernaast te leggen. In hoeverre voldoen de voorbeelden hieraan en waarom?

Voor studenten met meer ervaring m.b.t. de opdracht: 
     3. Vraag de studenten zelf een goed voorbeeld te zoeken en deze mee te nemen. Welke succescriteria hebben ze ‘gebruikt’ om dit voorbeeld te selecteren? 

2. Bepaal op welke momenten en met welke vorm je feedback geeft.

Feedback op het juiste moment 
Bedenk binnen je begeleidingstraject of cursus op welke momenten het voor het leerproces het meest waardevol is om feedback te geven en neem dat op in de planning. Als docenten zijn we geneigd om uitgebreide feedback op eindproducten te geven. Dit is niet effectief: studenten kijken er vaak amper naar en de kans dat ze dit in een vervolgopdracht verwerken is minimaal. Beperk je tijdens het beoordelen op het verantwoorden van een cijfer en geef feedback tijdens de cursus of de begeleiding, zodat studenten er actief mee aan de slag kunnen gaan. Wissel hierbij verschillende vormen van feedback met elkaar af. 

Feedbackvormen 
1. Collectieve feedback
Collectieve feedback is effectief én efficiënt; studenten maken vaak dezelfde fouten. Wel zijn studenten geneigd om te denken dat deze feedback niet van toepassing is op hun eigen werk. Geef daarom na de groepsfeedback altijd een opdracht ter reflectie, zoals: 

  • Beschrijf per opmerking hoe deze zich verhoudt tot je opdracht, wat herken je wel, wat niet en hoe kun je de opdracht verbeteren? Eventueel kunnen studenten hierbij samenwerken. Zelf-evaluatie 

2. Zelf-evaluatie 
Vraag studenten om eerst zichzelf te beoordelen a.d.h.v. criteria voordat je dit als docent doet.  

  • De student evalueert eerst zichzelf en selecteert daarna drie beoordelingscriteria waar hij/zij graag feedback van de docent/medestudent op ontvangt.  

3. Peerreviewing/peerfeedback 
Studenten kunnen elkaar ook feedback geven, in tweetallen, drietallen of andere samenstellingen. Dit kan tijd besparen, maar vergeet niet dat het goed instrueren van studenten ook tijd kost.  

4. Individuele feedback 
Natuurlijk kun je feedback ook 1-op-1 geven, de meest intensieve vorm van feedback. 

Voor meer informatie welke vorm waar in het feedbackproces kan passen, zie het schema met uitleg van Toetsrevolutie. 

Geschreven versus audio 
Je kunt feedback ook via audio-opnames geven. Sommige docenten vinden dat dit tijd bespaart. Studenten vinden het vaak waardevol: ze horen beter waar de nuances liggen en wat de belangrijkste punten zijn. Audio-feedback klinkt vaak ook vriendelijker en motiverender dan het er geschreven uitziet. Het opnemen van feedback bij een opdracht kan eenvoudig via Canvas.  

Verantwoordelijkheid bij de student
Hoe stimuleer je dat de student meer verantwoordelijkheid neemt tijdens het feedbackproces? Je kunt de student vragen om feedbackvragen te stellen of bepaalde criteria te selecteren waar jij feedback op geeft. De Kleijn (2022) heeft verschillende vragen geformuleerd die studenten kunnen helpen om ‘goede’ feedbackvragen te formuleren voor de vragen die studenten het vaakst stellen; ‘Ik zit vast, wat moet ik doen?’, ‘Is het goed genoeg?’ of ‘Wat kan beter?’. Bekijk de poster met alle vragen, hieronder zie je een voorbeeld van vragen die studenten zelf kunnen voorbereiden als ze vastlopen (de Kleijn, 2022):

Communicatie over feedback
Als hebt besloten welke momenten en vormen van feedback je inzet, is de volgende stap om heel duidelijk over deze opzet te communiceren. Bespreek het doel van de feedbackmomenten die je organiseert en de verantwoordelijkheden die de docent en studenten in het feedbackproces hebben.
Deel de beslissingen die je met de studenten maakt: leg uit hoe, welke en wanneer ze feedback kunnen verwachten tijdens het vak/de begeleiding. Besteed daarbij vooral aandacht aan de waaromvraag. Studenten beseffen vaak (nog) niet dat collectieve feedback of peerfeedback ook effectief zijn en herkennen enkel docentfeedback als effectief.

3. Formuleer feedback die aanzet tot leren

Waar kun je je feedback op richten? (Hattie & Timperley, 2007)

Hattie en Timperley (2007) onderscheiden de volgende vier niveaus van feedback:

a. Taakfeedback

Hoe goed heb je de opdracht begrepen? Wat is het doel van de taak? Gericht op het resultaat.
“Je moet meer … inzetten”
“Je referenties voldoen niet aan de APA-standaarden”

b. Procesfeedback
Hoe is het resultaat bereikt, welke benaderingen/strategieën zijn gebruikt?
“Dit zou beter werken als de je de strategie had gebruikt uit het college…”
“Hoe zijn deze punten met elkaar verbonden?”

c. Zelfregulatiefeedback
Hoe reguleert de student het eigen leerproces? Zelfvertrouwen, zelf-evaluatie, etc.
“Je kent de kenmerken van de opbouw van een alinea. Ga zelf na of je deze hebt ingezet.” “Ga eens op zoek naar de kern van deze theorie, komt dit overeen met je beschrijving?”

d. Feedback op de persoon
Richt zich op de persoon. “Je hebt hard gewerkt”

Volgens Hattie en Timperley is feedback het meest effectief wanneer deze is gericht op het juiste niveau. Idealiter is je feedback gericht op een combinatie van de eerste drie niveaus, waarbij onderzoek laat zien dat proces- en zelfregulatiefeedback het meest effectief zijn. Het laatste niveau, feedback op de persoon, is de minst effectieve vorm van feedback.

Waar voldoet effectieve feedback aan? (Svinicki & McKeachie, 2014)
Begrijpelijk: gebruik duidelijke en concrete taal.
Selectief: focus op 2 of 3 dingen die de student echt moet oppakken.
Specifiek: wijs op voorbeelden in het werk waar de feedback van toepassing op is. Als je een vraag stelt, wat heel effectief kan zijn, beschrijf dan ook waarom je deze vraag stelt.
Tijdig: geef feedback op een moment dat de student het nog kan verwerken (just-in-time) en zo de kans krijgt om te oefenen. Dit betekent niet aan het eind van een vak/traject.
Kwaliteitsgericht: geef aan hoe de feedback zich tot de leerdoelen en beoordelingscriteria verhoudt.
Niet-oordelend: geef eerder beschrijvende dan oordelende feedback en verbind dit aan de leerdoelen (en daarmee de beoordelingscriteria) van het vak. Wat hieraan bijdraagt, is het beschrijven van een lezersperspectief: ‘als lezer zou ik nu verwachten om dit te lezen…’, in plaats van ‘dit is een onlogische volgorde’…
Evenwichtig: wijs op het positieve (‘doe meer van dit’) én op verbeterpunten.

Feedback in het document of een beoordelingsformulier?
Door feedback in een los formulier te plaatsen (rubric of formulier met criteria) verzeker je dat je enkel feedback op beoordelingscriteria geeft en voorkom je de natuurlijke neiging om details (zoals taalfouten) te verbeteren. Daarbij moet de student zelf onderzoeken op welk onderdeel in de tekst de feedback precies slaat, wat vaak effectiever is. Jongerejaars-studenten kunnen wel meer gebaat zijn bij feedback in het document.

4. Stimuleer studenten om feedback kritisch te analyseren en maak ruimte voor betekenisgeving.

Het is belangrijk studenten gelegenheid en tijd te geven de feedback te verwerken.

Ruimte voor emotionele respons
Het kan lastig en confronterend zijn om feedback te ontvangen. Erken dit en geef de studenten ruimte om hierop te reflecteren.

  • Reflectie-opdracht: vraag de studenten om bij het ontvangen van hun feedback de volgende vragen te beantwoorden:
  • Wat is je eerste emotionele reactie?
  • Wat is je eerste rationele reactie?

Analyse feedback
Stimuleer studenten om de ontvangen feedback eerst eens kritisch te analyseren op hoofdniveau. We hebben vaak de neiging om met de kleine punten te beginnen, wat veel minder effectief is. Start bij de:

  • hoofdpunten over de rode draad, samenhang, etc.;
  • dan opmerkingen op alinea-niveau;
  • tot slot opmerkingen op detail-niveau zoals APA en taal.

Stimuleer de studenten om zowel de kritische als positieve opmerkingen te analyseren: het is ook belangrijk om te analyseren waarom bepaalde feedback juist positief is.

Feedbackdialoog
Tijdens de analyse zijn er bij de student waarschijnlijk vragen ontstaan. Deze kunnen centraal staan in een dialoog over de feedback. Het kan helpen om aandacht te besteden aan ‘goede’ feedbackvragen; het is niet de bedoeling dat een student enkel zegt ‘ik snap het niet,’ of ‘is dit nu goed?’.
Het feedbackdialoog kan natuurlijk tussen jou en de student plaatsvinden, of juist tussen studenten zelf. Vraag de studenten ter voorbereiding om de opmerkingen te analyseren en vragen te formuleren. Zo voorkom je dat het dialoog oppervlakkig wordt: de student moet zelf een actieve houding aannemen en verantwoordelijkheid nemen.

  • Het kan helpen om de feedback in de rubric te beschrijven, in een kolom ernaast kunnen studenten dan per criterium aangeven welke vragen en/of actie(s) ze hieraan verbinden.
5. Zet studenten aan tot actie.

Stimuleer studenten altijd om de feedback daadwerkelijk te verwerken, anders is het zonde van je tijdsinvestering. Dit kan op verschillende manieren:

  • Actieplan: geef studenten de opdracht om een concreet actieplan te maken. In welke volgorde verwerken ze hun ontvangen feedback en welke acties zijn daarvoor nodig? Wanneer willen ze dit aanpakken?
  • Oplegger: vraag in een latere of definitieve versie expliciet naar hoe de ontvangen feedback verwerkt is en dit te beschrijven in een ‘oplegger’ (een korte beschrijving op een extra A4, als eerste pagina).
  1. Vraag de student om te beschrijven welke 2/3 opmerkingen ze uit de vorige feedbackronde écht hebben opgepakt en hoe je dit als docent kunt herkennen. Je kunt ook vragen welke ze juist niet hebben verwerkt en waarom.
  2. Bij een herkansing kun je de student vragen om per onvoldoende criterium te beschrijven (of arceren) hoe en waar de feedback verwerkt is.

Door het verwerken van feedback op te nemen in de planning, kun je expliciet maken dat het de bedoeling is om met de feedback aan de slag te gaan.