Groepsopdrachten die het leren bevorderen

Van elkaar leren in een groepsopdracht: ontwerp, instructie en begeleiding

Groepsopdrachten komen veel voor in het onderwijs. Docenten willen studenten er bijvoorbeeld mee voorbereiden op hun latere beroepsuitoefening, ze door uitwisseling de stof laten verdiepen, de studenten van elkaar laten leren, en ze hun samenwerkvaardigheden laten ontwikkelen. Ook is het een manier om het nakijkwerk hanteerbaar te houden. Groepsopdrachten kunnen dus meerdere doelen dienen en leveren daarmee een waardevolle bijdrage aan het onderwijsproces. Verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat samenwerkend leren zowel aan academische als sociale leeruitkomsten kan bijdragen.

Het kan echter een uitdaging zijn om studenten te enthousiasmeren voor een groepsopdracht: niet iedereen in de groep levert een gelijk aandeel, plannen kan lastig zijn, er kunnen conflicten ontstaan en het kan meer tijd kosten dan het tijd en/of resultaat oplevert.

Uit onderzoek blijkt dat je als docent invloed kunt uitoefenen op het succesvol inzetten van groepsopdrachten om studenten zo veel mogelijk zelf te laten leren en van elkaar te laten leren. Uit literatuur blijkt dat er twee zaken belangrijk zijn om goed aandacht aan te besteden: de instructie op samenwerken in zowel de taak als het proces en het ontwerp van de opdracht zelf. Lees meer over het beoordelen van groepswerk. Hieronder vind je een checklist voor het effectief inzetten van groepsopdrachten, met aandacht voor het ontwerp van groepsopdrachten, de instructie en de begeleiding.

Ontwerp: hoe vergroot je de kans op het van elkaar leren in het ontwerp van de groepsopdracht?

Als je studenten zelf en van elkaar wil laten leren zowel door ze te laten samenwerken aan een opdracht dan is het belangrijk dat het ontwerp van die opdracht aan de volgende kenmerken voldoet:

  • De opdracht is open. Dit houdt in dat de uitkomst van de opdracht niet vaststaat.
  • De opdracht heeft relevantie. Studenten kunnen daardoor de meerwaarde van uitvoeren voor hun eigen ontwikkeling voelen.
  • De opdracht is complex en daagt de studenten uit.
  • De opdracht is zo omvangrijk dat ook daardoor samenwerken zinvol is. Iedereen van het samenwerkgroepje is nodig om de opdracht af te kunnen krijgen in de beschikbare tijd.
  • De opdracht kent individuele aanspreekbaarheid en wederzijdse afhankelijkheid:
  • Individuele aanspreekbaarheid: elke student levert een bijdrage. Dit kan bijvoorbeeld doordat elke student een eigen rol met bijbehorende verantwoordelijkheden heeft (bijvoorbeeld een voorzitter, een planner, etc), of doordat iedere student verantwoordelijk is voor een bepaald deel van de opdracht.
  • Wederzijdse afhankelijkheid: studenten hebben elkaars individuele bijdrage nodig om tot een goed gezamenlijk gedragen groepseindresultaat te komen, waarvoor ze allemaal verantwoordelijk zijn. Bijvoorbeeld bij het geven van een gezamenlijke presentatie kan iedere student van het groepje de hele presentatie in z’n eentje verzorgen.
  • Ruimte voor autonomie: studenten hebben binnen de kaders vrijheid om te bepalen hoe ze te werk gaan.

Instructie: hoe ziet een heldere instructie eruit voor het van elkaar leren in een groepsopdracht?

Zonder aandacht voor de samenwerking, zullen studenten eerder geneigd zijn het werk te verdelen en individueel aan de slag te gaan met hun deel. Aandacht voor samenwerken in de instructie van de opdracht en instructie op het samenwerken nodigt uit tot aandacht van de studenten voor hun samenwerking.

  • Het groepsdoel is duidelijk: wat moet de uitkomst zijn van de groepsopdracht zowel wat betreft de samenwerking als het groepsproduct (doelen)?
  • De meerwaarde van het groepswerk is expliciet gemaakt: wat levert samenwerken de studenten op? Welk belang hebben ze erbij?
  • Wat er gebeurt met de groepsopbrengst is expliciet gemaakt. Komt de uitkomst van de opdracht het volgende college terug? Moeten ze het groepsproduct inleveren? Of presenteren? Waar en wanneer?
  • Het feedbackproces is beschreven: hoe en wanneer en door wie wordt waarop feedback gegeven?
  • De eisen aan het groepsproduct zijn helder, zowel kwantitatief (hoeveelheid woorden bv) als kwalitatief (kwalitatieve criteria).
  • De werkwijze is duidelijk: grootte van de groepen (de aanbevolen groepsgrootte is 3-5 studenten), indien gewenst de rollenverdeling, voorbereiding, communicatiemiddelen, tijdsduur, afspraken rond samenwerking, elkaar helpen, samen verantwoordelijk zijn etc.
  • De middelen zijn aangegeven (artikelen, websites, tools, etc)
  • Ieders individuele rol is duidelijk: wat is de verantwoordelijkheid van elk individu? Bijvoorbeeld in voorbereiding, in de uitvoering, in monitoren van de samenwerking, etc.

Begeleiding: hoe geef je aandacht aan het van elkaar leren tijdens de bijeenkomsten?

Samenwerken vraagt veel vaardigheden: feedback vragen, hulp geven, organiseren, plannen, bemiddelen bij conflicten, luisteren, onderhandelen, etc. De docent kan de ontwikkeling van deze vaardigheden ondersteunen door daar aandacht te besteden inclusief de onderliggende attitude en kennis die daarvoor nodig is.

Attitude:

  • Door studenten de meerwaarde en de voordelen te doen inzien van de gevraagde samenwerking, kan de betrokkenheid verhoogd worden.
  • Studenten hebben veel ervaring met samenwerken, waar zorgen uit voort kunnen komen. Het is belangrijk aandacht te schenken aan deze zorgen en deze waar mogelijk weg te nemen.

Kennis:

  • Studenten kunnen geholpen zijn met zelfkennis en hoe hun persoonlijke kenmerken het groepsproces beïnvloeden door ze bijvoorbeeld een model hierover te laten zien (bijvoorbeeld het DISC-model).
  • Studenten kunnen afspraken maken in hun groep hoe ze willen samenwerken. Dit kunnen ze vastleggen in een samenwerkingscontract.

Vaardigheden:

  • Het helpt om studenten al met kleine werkvormen tijdens de colleges te laten oefenen met leren van elkaar. Bijvoorbeeld door de werkvormen check-in-duo’s, denken-delen-uitwisselen, experts in te zetten.
  • Als docent kun je rondlopen, observeren en feedback geven op het samenwerken (‘Heeft iedereen in dit groepje nu zijn of haar mening gegeven?’).
  • Je kunt studenten begeleiden bij het organiseren van samenwerken door ze bijvoorbeeld een planning te laten maken.
  • Houd regelmatig vinger aan de pols hoe het samenwerken verloopt door checkvragen en evaluatieopdrachten.
Bronnen

• Scager, K., Boonstra, J., Peeters, T., Vulperhorst, J. en Wiegant, F. (2016). “Collaborative Learning in Higher Education: Evoking Positive Interdependence“, CBE Life Science Education, 15(4): p.ar69.
• Le, H., Janssen, J. en Wubbels, T. (2018). “Collaborative learning practices: teacher and student perceived obstacles to effective student collaboration“, Cambridge journal of education, 48(1): 103-122.

Leestips

Download de checklist (PDF)

Geïnteresseerd in een workshop, of wil je meer informatie over hoe je het van elkaar leren bij studenten stimuleert?

Neem contact op met tlc-fgw@uva.nl. We helpen je graag verder.