Teacher story: Robert Klautz

Studenten leren mij weer met verwondering te kijken

Meer dan één werkplek

Binnenkomend in Roberts werkkamer, in de gangen van C-o, vallen de verhuisdozen op. ‘We gaan volgende week over naar G7. Daar krijgen we flexplekken. Dat wordt nog wel een uitdaging, want onze staf komt bij elkaar op heel specifieke momenten, aan het begin en aan het eind van de dag, en dan kon het wel eens druk worden bij de werkplekken.’

Robert Klautz is sinds 2008 in het LUMC hoogleraar Thoraxchirurgie. Bijna vijf jaar geleden is hij aangesteld als afdelingshoofd Thoraxchirurgie óók in het Amsterdam UMC. Binnenkort hoopt hij dat ook hier de benoeming tot hoogleraar rond is. ‘Voor ons vakgebied geldt dat we vrij klein zijn, maar dat het voor de patiëntenzorg belangrijk is om veel ervaring te hebben. Hoe meer je ’t doet, hoe beter je wordt.’ Juist om die expertise te bundelen, wordt er samengewerkt door de twee academische ziekenhuizen en door de drie daaraan verbonden universiteiten (Leiden, VU en UvA). ‘Ook voor de wetenschap en het opleiden heeft dat veel meerwaarde. Het is wel uitdagend om dit concreet uit te voeren. Maar we zetten stappen en zijn al een heel eind gekomen.’

Roberts hart voor onderwijs

‘Voor mij staan de drie kerntaken in het academisch ziekenhuis in verbinding met elkaar. Zorg, onderwijs en onderzoek kunnen niet zónder elkaar. Als ik geen nieuwe – nóg betere – hartchirurgen opleid, dan houdt het op. En als ik mijn kennis vanuit onderzoek niet deel met studenten, staan de ontwikkelingen in de zorg stil.’ Van Robert mogen alle afdelingen en collega’s (nog) meer doordrongen zijn van de academische onderwijstaak. ‘Het is je maatschappelijke plicht om volgende generaties op te leiden. Daarnaast helpt het je verder in je carrière en maakt onderwijs je beroep ook aantrekkelijk.’ Robert erkent wel dat een zekere senioriteit hem helpt om dit zo te zien. ‘Ik werk toe naar overbodig worden. Wie gaat mij voorbijstreven, zodat ik met een gerust hart, te zijner tijd, de boel kan achterlaten?’

Onderwijs als empathische oefening

‘Eigenlijk wil ik studenten in mijn hoofd laten kijken’, zegt Robert, over hoe hij zijn kennis en ervaring overbrengt. ‘Ik ben zelf heel klassiek, theoretisch geschoold, de eerste vier jaar van mijn geneeskundeopleiding. We wisten “alles”. Tot we voor het eerst een patiënt zagen. En die hoestte. Help, wat kon dat zijn?’ Roberts aanpak is nu meer vanuit het probleem. ‘Volg mij in hoe we dit probleem gaan oplossen. Dan denk ik hardop na. En ik nodig de studenten uit om vragen te stellen.’ Studenten zijn wel vaak zéér onder de indruk. ‘Dan zien ze een echt zieke patiënt, of een patiënt die net een grote operatie heeft ondergaan. Ik probeer dan te bedenken hoe ik dat zelf als 20-jarige zou vinden. En dan blijkt dat studenten veel dichter bij die patiënt staan. Ze zien de werkelijkheid van die patiënt. En voelen zich betrokken, ook bij patiënten voor wie je als dokter niets meer kunt doen, waarbij je uit de beter-maak-modus moet stappen. Dan moet je loslaten waar we in het academisch ziekenhuis zo goed in zijn.’ Oog hebben voor de beleving van de patiënt, weer met verwonderde ogen kijken, leert Robert dus steeds weer van zijn studenten. ‘Vanuit het begrijpen van de student, realiseer ik me ook weer meer wat die mens, die de patiënt is, meemaakt. En dat maakt het onderwijs weer beter.’ Robert benadrukt dat docenten in het onderwijs dus niet te veel alleen maar moeten roepen wat zíj vinden en weten.

BKO

Omdat het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs voor hoogleraren verplicht is in het Amsterdam UMC, heeft Robert recent deze leergang doorlopen. ‘Ik ervaarde dus al dat ik niet alleen maar moet zenden. Maar in de BKO ontdekte ik nog een hele wereld.’ Alignment is hierin een cruciaal begrip. ‘Voordat je begint met onderwijs geven, ga je nadenken over: waarom doen we dit? Wat willen we de studenten leren? En hoe weten we aan het eind dat ze die dingen hebben geleerd?’ Er zijn dus veel meer lagen onder onderwijs dan alleen de presentatie aanpassen aan het publiek. ‘Ook op dat vlak heb ik veel geleerd hoor! Wat zorgt er nou voor dat publiek direct geboeid is? Maar wat ik dus echt interessant vind, en waar ik over geleerd heb, én nog veel in kan leren is: hoe werken denkprocessen, hoe onthouden mensen dingen?’ Of en hoe feitenkennis overgedragen moet worden blijft een interessante vraag. Maar in ieder geval moeten er óók vaardigheden worden overgedragen die echt gaan helpen op de werkvloer. ‘Ik heb  interprofessioneel onderwijs gegeven, met hbo-studenten van de zorgopleidingen van de HvA en geneeskundestudenten. Als ze dit kunnen, daadwerkelijk kunnen samenwerken, als ze hun diploma krijgen, is dat enorme winst. Ik was verrast over hoe goed dat al ging in die werkgroep.’ Robert wil dit onderwijs blijven geven. ‘En dan niet online. Want onderwijs is een ménsen-vak. Het is goed om elkaar echt te zien.’

Een gelijkwaardige pijler in de academie

Het worden van een onderwijsprofessional is nog niet helemaal gelijkwaardig, als het gaat om status in het academisch ziekenhuis, merkt Robert. ‘En dat heeft te maken met geld en carrièremogelijkheden. Met zorg wordt geld verdiend en bovendien spreekt het een groot publiek aan. Met onderzoek kun je carrièrestappen zetten, zéker als het je lukt om subsidies binnen te halen en te publiceren.’ Onderwijs zou daarom beter op de kaart moeten staan op afdelingen. In een jaarplan zou opgenomen moeten zijn dat elke specialist zich – per definitie, want we zijn een academisch ziekenhuis – óók wijdt aan taken in onderwijs, in opleiden & begeleiden en in bij- & nascholen. ‘Maar’, nuanceert Robert, ‘qua tijd en agenda’s is het allemaal wel moeilijk. Als je kijkt naar de klassieke structuren, dan zou ik wel willen pleiten voor het betrekken van meer mensen bij het besturen van een afdeling. Netwerkgeneeskunde, zoals we nu hebben in de samenwerking tussen LUMC en Amsterdam UMC, vraagt daar ook om. En dan kunnen we die onderwijsambitie ook goed beleggen. Daar moeten we eens goed over nadenken.’