FNWI Docent van het jaar 2020

FNWI Docent van het jaar 2020 Alex de Koter: zwaargewicht in de sterrenkunde met passie voor lesgeven

Alex de Koter is een zwaargewicht in de sterrenkunde met passie voor lesgeven. Sinds 1997 verbonden aan het Anton Pannekoek Instituut van de UvA en sinds 2020 hoogleraar astrofysica met bijzondere aandacht voor zware sterren. Daarnaast is hij sinds 2012 hoogleraar aan het Instituut voor Sterrenkunde van de KU Leuven. In 2020 werd hij verkozen tot FNWI Docent van het Jaar.

Als het te moeilijk is, moet je een stapje terug

“Bij FNWI waren 140 docenten genomineerd. Zo’n groot aantal is mooi, omdat dat betekent dat studenten nadenken over hun waardering voor de manier van lesgeven door docenten. Het is heel leuk en een eer om deze verkiezing te winnen, maar het belangrijkste van zo’n competitie is toch dat het de aandacht vestigt op lesgeven en de kwaliteit daarvan.

Lesgeven heeft alleen zin als leren plaatsvindt. Ik ben van mening dat je als docent continu bezig moet zijn erachter te komen wat een student denkt en doet, waarom het goed gaat en waarom het fout gaat. Je moet continu in dialoog; vragen wat ze begrijpen, wat niet, en colleges daarop aanpassen. Als het te moeilijk is moet je een stapje terug, anders raak je ze kwijt. Samen een nieuw vertrekpunt vinden.”

Wij in plaats van jullie

“Ik spreek in termen van wij, wat het gevoel kweekt dat iedereen mee-bedenkt. Bijvoorbeeld ‘we,’ (in plaats van jullie) ‘moeten ons goed voorbereiden op het examen’. Ik vertel vooraf uit hoeveel vragen en welk type vragen het examen bestaat. Ik maak een overzicht van welke stof ze goed moeten kennen. Dat geeft hen meer vertrouwen. We bespreken het mid-term examen na afloop om van te leren. Als je met je mid-termexamen je eindcijfer kunt verhogen is dat een stimulans, maar het is vooral een toetsmoment dat duidelijk maakt wat nog extra voorbereiding vergt voor het final examen. Beoordeling is interactie aangaan en de juiste vragen stellen om de student verder te helpen. Ik probeer niet veroordelend te zijn en zeg altijd dat we samen een oplossing of strategie moeten bedenken.”

Gebrek aan zelfvertrouwen

“Vaak zwijgen studenten vanwege een gebrek aan zelfvertrouwen – gedachtes als ‘dit zal wel een domme opmerking zijn’. Ik benoem dat er geen domme opmerkingen bestaan en als iemand een fout antwoord geeft zeg ik niet, dat is fout, maar bijvoorbeeld: ‘Wat je zegt vind ik interessant, maar ik zat zelf aan iets anders te denken.’ Daarmee verleg ik de focus naar de stof in plaats van het persoonlijke. Als ik zelf het antwoord op een vraag niet weet, benoem ik dat en laat ik ons als groep over het antwoord nadenken. Dat is ook wat wetenschap is, je weet vaak in eerste instantie niet wat iets is.”

Contact, aandachtsspanne en smalltalk

“Ik spendeer vijf a tien minuten van de twee uur les aan sociale contacten. Ik vraag hoe het gaat met iedereen, stel vragen ook aan degenen met een zwart schermpje [bij een online les, red.] Verder hou ik regelmatig – soms wel om de 10 minuten – onverwachte mini pauzes waarin ik hele andere dingen aanstip dan de lesstof. Dan vraag ik bijvoorbeeld wat de betekenis is van iemands voornaam. Daar komen vaak leuke gesprekjes uit die studenten bij de les houden, juist door even de lesstof te doorbreken met smalltalk. Bovendien bouw je op deze manier een band op. Verder probeer ik dingen visueel en concreet te maken met tekeningen op het bord; bijvoorbeeld een telescoop met poppetje ernaast, waar ik dan een student bij betrek: ‘Dit ben jij Annemiek en jij stelde daar een vraag over.’ Ook verpak ik moeilijke lesstof vaak in anekdotes uit de praktijk. Je hoeft geen komiek te zijn, maar af en toe een grapje houdt het leuk én is goed voor de aandachtsspanne.”

Studenten en gedrag koppelen aan onderwerpen

“Ik onthoud veel van wat studenten in de loop van de collegereeks zeggen over de lesstof en refereer daar ook aan. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ‘Zoals Tom een paar weken geleden had verteld…’ Zo heeft iedere student zijn of haar eigen onderwerp waar ik ze mee aan spreek. Dat activeert ze en houdt ze scherp. Het is zo ook makkelijker om iemand aan te spreken. Zomaar actief een vraag stellen kan intimideren, maar op deze manier is het comfortabel en persoonlijk. Als iemand verlegen wordt, rol ik het terug naar de groep. Ik wil niet dat mensen met een gevoel van angst bij een college zitten. Als iemand iets doet wat ik niet prettig vind – bijvoorbeeld op zijn of haar telefoon kijken – stel ik een vraag die vak-gerelateerd is en maak er een grap over die slaat op het ongewenste gedrag, maar niet met de student te maken heeft. De volgende keer dat iemand op zijn of haar telefoon kijkt, hoef ik alleen maar de vakterm te noemen die ik de eerste keer heb gekoppeld aan die handeling en dan begrijpt iedereen het meteen en moet direct lachen. Door iets in een niet-persoonlijke context op te lossen, voelt niemand zich persoonlijk aangevallen en creëer je een veilige omgeving.”

Praktijk terug vinden in theorie

“Ik gaf jarenlang les op gevoel. Toen ik de SKO ging doen kwam ik in theorie tegen wat ik in de praktijk al veel deed. Voor mij heeft lesgeven te maken met studenten motiveren. Hoe belangrijk motivatie is heb ik geleerd bij SKO. Er bleken motivatie-theoriën te bestaan. De Self-Determination theorie stelt dat je studenten motiveert door ze zelf na te laten denken hoe ze iets willen oplossen. Self-efficacy is ook belangrijk: bij studenten het geloof kweken dat ze het kunnen en ze de tools geven om het te doen – te denken ‘dit kan ik – het is misschien niet makkelijk en misschien heb ik hulp nodig – maar ik kan het’.  Ik probeer daarom in mijn colleges die veilige omgeving te creëren waar studenten dit kunnen ontwikkelen en durven te spreken en vragen te stellen.”

Namen kennen en gezien worden

“Wat ik ook uit de motivatietheorie heb geleerd is dat het gevoel gezien te worden – ertoe doen – studenten motiveert. Relatedness heet dat. Ik leer daarom bij werkcolleges altijd zo snel mogelijk namen uit mijn hoofd. Als ik studenten elders tegenkom groet ik ze ook met hun naam. Ze zijn dan een persoon en geen nummer. Ik heb dat overigens 17 jaar geleden gezien bij een Ajax jeugdtrainer die een gast-training deed bij het team van mijn zoon. Het maakte enorme indruk op me dat hij binnen 15 minuten alle namen van het team uit zijn hoofd kende en de impact die het persoonlijk aangesproken worden had op die kinderen was groot. Dat de trainer van Ajax je naam kent creëert inclusiviteit. Dus toen dacht ik, dat ga ik ook doen in mijn colleges. De motivatietheorie bevestigde het belang hiervan.”

Een positief rolmodel zijn en werken aan inzicht

De SKO heeft me ook doen inzien dat ik lesgeef, omdat ik het leuk vind. Je moet enthousiasme en plezier hebben om iets op studenten over te brengen. Niet alleen een curriculum afdraaien omdat het moet, maar verder gaan met waar de studenten mee komen. Interconnected knowledge base: ze hebben van alles gehoord in allerlei colleges. Het verbinden van die dingen en in de context plaatsen, het werken aan inzicht, dat is het verschil met alleen een curriculum afdraaien. Ik stip ook regelmatig nieuwe ontdekkingen uit het vakgebied aan en verwerk die in de examenvragen. Dat motiveert studenten, want het gaat over hún vakgebied. Het stimuleert studenten als iets uitdagend is, maar niet meteen te moeilijk. Het stimuleert ook als je een positief rolmodel bent, als studenten denken: wat Alex heeft bereikt dat kan ik misschien ook bereiken.”

Afsluitend over Alex

Zoals Folia bericht, prijzen studenten Alex de Koter om zijn sterke anekdotes en verhalen, het feit dat hij alle studenten bij naam kent, een sfeer van inclusie creëert en studenten betrekt bij de colleges. Bovendien weet hij recente ontdekkingen te combineren met humor en zodoende de studiestof op een heldere manier te behandelen.

Zijn collega’s beschrijven hem als een man met een grote, oprechte belangstelling voor wat zijn studenten beweegt, die zijn best doet zich in de ander te verplaatsen en met die kennis zijn onderwijs en adviezen zo op maat mogelijk te maken. Zij denken dat studenten zich gezien en gehoord voelen door hem en hem zien als een warm en inspirerend rolmodel.