Basiskwalificatie Onderwijs programma (BKO) | EB en FMG

BKO

Ontwikkel als docent jouw stijl van doceren, leer activerend onderwijs geven en hoe je een vak ontwerpt. Je legt met het BKO-programma de basis voor verdere ontwikkeling en verdieping in het universitair onderwijs. Met een BKO ben je aantoonbaar bekwaam in het ontwerpen en uitvoeren van universitair onderwijs. Het programma richt zich op jouw onderwijspraktijk en volg je samen met collega-docenten.

Wat is een BKO?

De Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) bewijst jouw didactische bekwaamheid als docent in het wetenschappelijk onderwijs. Alle Nederlandse universiteiten erkennen de BKO als een keurmerk van didactische bekwaamheid voor het ontwerpen en geven van universitair onderwijs. De kwalificatie werkt dus als een betrouwbare referentie over jou als docent.

De inhoud van de BKO is evidence-informed en sluit aan op de recente onderwijskundige en (vak)didactische literatuur.

 

Waarom?

Deze erkende kwalificatie toont aan dat jij als docent competent bent in het ontwerpen van hun onderwijs, in het begeleiden van studenten, in reflectie en ontwikkeling, pedagogiek & didactiek en in het toetsen en beoordelen van studenten. De BKO slaat een brug tussen de onderwijsvisie van de Universiteit van Amsterdam (met kernwaarden zoals sociale veiligheid, inclusiviteit en academische integriteit) en de dagelijkse onderwijspraktijk van jou als docent.

Handig om te weten

Voor wie? UvA-docenten van EB en FMG (op voordracht van hun afdeling)
Tijdsinvestering 160 uur, waarvan 120 gecompenseerd in de onderwijsplanning (50 uur contacttijd, 40 uur werkplekleren en 70 uur zelfstudie en voorbereiding)
Data Je kunt twee keer per academisch jaar aan het BKO-programma beginnen (ieder semester heeft een startmoment).

 

Intakegesprekken vinden plaats in september of januari. De sessies van het BKO-programma starten in oktober of februari.

 

Hoe?

Door een rijke leeromgeving te creëren, waarin:

  1. de eigen onderwijspraktijk met een dringende en intrigerende vraag het uitgangspunt is;
  2. de praktijk spiegelt aan de wetenschappelijke onderwijskundige literatuur;
  3. er experimenteer- en leerruimte is;
  4. er ruimte is om verschillende praktijken (van andere deelnemers) te vergelijken en daarop te reflecteren;
  5. elkaar feedback geven de norm is;
  6. pre-concepties uitgedaagd worden;
  7. intrinsieke motivatie wordt aangeboord;
  8. er aandacht voor het sociale en communicatieve proces is.

Toelichting BKO-programma

Opzet van het programma

Het BKO programma bestaat uit 12 sessies van 3 uur  met collega-docenten. Daarnaast zijn er mogelijkheden tot individuele feedbacksessies. Het programma is over een jaar uitgespreid. De totale tijdsinvestering is 160 uur, waarvan 120 uitgeroosterd. Je besteed deze tijd aan het volgen en voorbereiden van de sessies, het maken van opdrachten voor het portfolio, het voeren van individuele gesprekken en het eind-assessment. De verdeling van de 160 uur is 50 uur contacttijd, 40 uur werkplekleren (inhoud uit het programma toepassen in jouw onderwijspraktijk) en 70 uur zelfstudie en voorbereiding.

In de 12 sessies komen de 5 competenties aan bod (zie Kerncompetenties hieronder voor uitgebreide toelichting), zie hieronder de verdeling:

  • Ontwerpen van onderwijs (4 sessies)
  • Uitvoering van onderwijs (2 sessies)
  • Toetsen en beoordelen van studenten (2 sessies)
  • Begeleiden van studenten (2 sessies)
  • Evalueren van het eigen onderwijs (2 sessies)

Je werkt tijdens het programma in de sessies aan jouw portfolio. Het portfolio wordt aan het einde van het programma beoordeeld door twéé assessoren in een assessmentgesprek. De sessies zijn om de 2-3 weken in het academische jaar. De sessies vinden plaats op de campus.

 

Digitale leeromgeving
Gedurende het BKO-programma wordt Microsoft Teams, Canvas en E-journal gebruikt.

 

Portfolio en assessment

Het BKO-traject sluit af met een assessment op basis van jouw portfolio. Dit portfolio bestaat uit opdrachten gerelateerd aan de vijf competenties. Je ontvangt de opdrachten bij aanvang van het traject. Je maakt tijdens de individuele gesprekken met je mentor (één van de opleiders) een persoonlijk plan voor jouw portfolio, passend bij jouw werkzaamheden en mogelijkheden tijdens het programma. Als de opleider aangeeft dat jouw portfolio voldoet aan de gestelde kerncompetenties, kun je je opgeven voor het assessment.

Bij het assessment-gesprek beoordelen twee assessoren jouw portfolio, waarvan één assessor uit de eigen faculteit. Jouw portfolio is de basis voor het assessmentgesprek. Tijdens de assessment wordt vastgesteld of je bekwaam bent in de vijf competenties die tijdens de BKO centraal staan. Je ontvangt na positieve assessment jouw certificaat van de BKO. Het certificaat wordt uitgereikt tijdens een informele slotbijeenkomst.

 

Frequentie assessmentrondes

Er zijn drie assessment rondes per jaar; oktober, februari en juni. Je schrijft één maand van te voren in voor een van deze assessment-rondes.

 

Kerncompetenties

Het competentieprofiel kent vijf competenties:  

  1. Ontwerpen van onderwijs 
  2. Uitvoeren van onderwijs  
  3. Toetsen en beoordelen van studenten 
  4. Begeleiden van studenten  
  5. Evalueren van het eigen onderwijs

1. Het ontwerpen van onderwijs

Dit taakgebied bestaat uit het ontwerpen van een krachtige leeromgeving. Bij het ontwerpen van onderwijs gaat het om het contactmoment of de serie contactmomenten en de daarbij behorende werkvormen, studeeractiviteiten, leermiddelen, studiematerialen en ICT-toepassingen in het onderwijs.  

Als  docent ben je in staat: 

  • om je onderwijsonderdeel af te stemmen op de visie van de instelling (c.q. faculteit of opleiding), het gehele onderwijsprogramma en aanverwante studieonderdelen; 
  • om onderwijs te (her)ontwerpen dat gestoeld is op recente wetenschappelijke literatuur en voor het vakgebied relevant onderzoek; 
  • heldere leerdoelen te formuleren en deze af te stemmen op het niveau van het vak en de eindtermen van de opleiding. Je beschouwt leerdoelen, werkvormen en toetsen daarbij in samenhang (constructive alignment); 
  • een krachtige leeromgeving te ontwerpen, gericht op een actief leerproces van studenten, met afwisselende, effectieve en activerende werkvormen, leermiddelen, studiemateriaal, ICT en multimedia;  
  • een inclusieve leeromgeving te ontwerpen, waarin alle studenten zich thuis voelen en gelijke kansen krijgen;  
  • om in je onderwijsontwerp rekening te houden met contextuele factoren, zoals de voorkennis, achtergrond en motivatie van de studenten; 
  • op professionele wijze samen te werken binnen de onderwijsorganisatie, binnen het onderwijsteam en met de studenten.
     

2. Het uitvoeren van onderwijs

Bij dit taakgebied gaat het om een goede uitvoering van het onderwijs. Dit onderwijs vindt voornamelijk plaats voor groepen studenten.   

Als docent ben je in staat om:  

  • de te leren stof of vaardigheden helder uit te leggen op een niveau dat aansluit bij het niveau van de studenten waarbij de leerdoelen centraal staan en het belang van de te leren stof duidelijk wordt gemaakt; 
  • voor het onderwijs relevante en voor de student motiverende, activerende en  onderwijskundig verantwoorde werkvormen en leermiddelen (waaronder ICT) te hanteren;
  • in te spelen op de (begin)situatie van studenten en hun interesses en de daarin voorkomende diversiteit, zodat er een inclusief leerklimaat gecreëerd wordt; 
  • de interactie binnen het groepsproces te begeleiden en te optimaliseren;  
  • respect, belangstelling en waardering te hebben voor de inbreng van de individuele student en hierop in te spelen; 
  • op enthousiaste en heldere wijze en in de gangbare taal te communiceren met studenten; 
  • een wetenschappelijk-kritische houding en het probleemoplossend vermogen bij de student te bevorderen;  
  • het eigen werk zo in te richten dat de onderwijstaak op verantwoorde wijze kan worden uitgeoefend. 

 

3. Het toetsen en beoordelen van studenten

Het toetsen en/of beoordelen van het resultaat van het onderwijs is een essentieel taakgebied, zowel voor groepsonderwijs als voor individuele begeleiding. Deze toetsing kan zowel formatief als summatief worden ingevuld. 

Als docent ben je in staat om:  

  • toetsvormen te kiezen die aansluiten op de leerdoelen van het onderwijs en de eindtermen van de opleiding en die in afstemming zijn met het toetsbeleid van de instelling (c.q. faculteit of opleiding)  en de relevante regelingen zoals de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en Regels en Richtlijnen van de examencommissie (RR); 
  • (delen van) toetsen en beoordelingsinstrumenten te ontwerpen die aansluiten bij het gewenste leerresultaat en voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria; 
  • na de afname van de toets door studenten, het toetsmateriaal te evalueren en waar nodig aan te passen; 
  • tijdens het onderwijs regelmatig vast te stellen of studenten de gewenste kennis, vaardigheden en attitudes ontwikkelen en hier feedback op te geven;  
  • studenten constructieve feedback te geven over de inhoud en het proces van hun werk. 

 

4. Het begeleiden van studenten

Het begeleiden van studenten tijdens de studie kan plaatsvinden binnen het (contact)onderwijs maar ook daarbuiten. Als begeleider stem je je begeleidingsstijl af op de student, weet je te motiveren en houd je je rol als begeleider en beoordelaar in balans. 

Als docent ben je in staat om: 

  • verschillende begeleidingsstijlen te hanteren afhankelijk van de behoefte van de student; 
  • individuele studentprojecten te begeleiden. Het kan daarbij gaan om stages, scripties, onderzoek, begeleiding op de werkplek of andere individuele studentprojecten;  
  • studenten constructieve feedback te geven over de inhoud en het proces van hun werk;  
  • voldoende tijd te maken voor de begeleiding van studenten en laagdrempelig beschikbaar voor studenten te zijn;  
  • respect, belangstelling en waardering te hebben voor de inbreng van de individuele student; 
  • studenten waar nodig adequaat door te verwijzen bij problemen of stagnatie; 
  • de balans te houden tussen de rol als begeleider en beoordelaar. 


5. Het evalueren van het eigen onderwijs

Het evalueren van het eigen onderwijs, inclusief de eigen rol als docent, hoort bij de professionele houding van de docent.

Als docent ben je in staat om:

  • een eigen onderwijsvisie te formuleren/over te brengen, in lijn met de visie van de UvA en faculteit / opleiding;
  • je onderwijs te verbeteren op basis van evaluatiegegevens en je ervaringen met onderwijs;
  • proactief feedback te vragen aan o.a. collega’s, coördinatoren, onderwijsondersteuners en studenten over het ontwerpen, uitvoeren en toetsen van het onderwijs en bij individuele begeleiding en deze feedback te verwerken in je onderwijs;
  • te reflecteren op het eigen handelen als docent voor alle facetten van het onderwijs en op het eigen bewustzijn van inclusiviteit;
  • je te blijven ontwikkelen op basis van vernieuwingen binnen het academisch onderwijs en het eigen vakgebied;
  • op basis van evaluaties en resultaten te reflecteren op je werkzaamheden, groei en ontwikkeling met betrekking tot onderwijs en dit bespreekbaar te maken. Je kan hier voor jezelf haalbare en meetbare doelen stellen.

Contact

Heb je een vraag of opmerking over het BKO-programma? Neem contact met ons op.

Contact TLC