Teacher story: Mirella Peereboom-van Drunick – pilot onderwijsvernieuwing Personen- en familierecht

activerend leren
academische vaardigheden
inspiratie
good practices
Ervaringsonderwijs

Vorig collegejaar werd de mogelijkheid geboden aan eerstejaars bachelorvakken  van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid om door middel van een pilot de ambities van de onderwijsvernieuwingen al toe te passen binnen hun vak. Eén van de docenten die gehoor gaf aan deze oproep is Mirella Peereboom-van Drunick. Mirella is verantwoordelijk voor het vak Personen- en familierecht en is vorig jaar begonnen met het implementeren van onderwijsvernieuwingen binnen het vak. In dit artikel vertelt ze meer over haar aanpak en ervaringen. Ook hebben we haar om advies gevraagd voor vakcoördinatoren die dit collegejaar aan de slag gaan met het implementeren van onderwijsvernieuwingen binnen hun vak.

Wat zijn de vernieuwingen?

Het nieuwe onderdeel binnen het vak personen- en familierecht zijn de ‘casusgroepen’. Het idee was om voor deze werkgroepen door middel van  een aansprekend verhaal de studenten vanuit verschillende rollen te laten ervaren hoe de werking van het recht invloed kan hebben op familiesituaties. In een bijeenkomst werd dit verhaal door het docententeam uitgewerkt en gekoppeld aan relevante scenario’s voor het vak.

Studenten moesten in de werkgroepen telkens een bepaalde rol innemen. Die van de vrouw, de man, de rechter/gemeenteambtenaar en als aparte groep die het belang van het kind behartigen.

Deze casusgroepen staan los van de hoor- en werkcolleges. “Theoretisch is het ook mogelijk om het vak te halen als je deze casusgroepen niet hebt gevolgd, maar het helpt wel enorm bij het tentamen” zegt Mirella.

Wat doen de studenten tijdens de casusgroepen?

Iedere bijeenkomst werd er een specifieke gezinssituatie behandeld uit een bedacht levensverhaal. Een vrouw is zwanger maar twijfelt of ze het kind wel wil houden, haar vriend wil echter wel graag dat ze het kind houdt. De studenten worden in groepjes verdeeld en elke student krijgt een rol in de casus. De studenten spelen de vertegenwoordiging van de man of van de vrouw of hebben een adviserende rol als ambtenaar van de burgerlijke stand of mediator. Er zijn bij de casusgroepen geen vaste groepen of rollen. De opdrachten worden pas in de les uitgedeeld en elke rol is groot genoeg gemaakt om elke student actief deel te laten nemen.

De eerste vraag die wordt gesteld is: ‘als je vragen hebt over juridische afstammingsvragen of ongewenste zwangerschap bij wie moet je dan terecht?’ Studenten vonden het lastig om het juiste antwoord te vinden op de vraag. De tweede kwestie was een conflict over de geslachtsnaam. De neutrale partij moet een advies schrijven aan de ouders. Hierbij wordt verwacht dat de studenten verder kijken dan het wettelijk kader. Er ligt namelijk een wetsvoorstel om geslachtsnamen combineren. Zo gaat het verhaal iedere week door en dienen studenten telkens een bepaalde rol in te nemen ten aanzien van de gebeurtenis van die week. Zo dienen studenten een ouderschapsplan op te stellen, wint het stel de loterij, gaan ze trouwen en later ook weer scheiden en moet er een verdeling van eigendommen komen.

Op die manier konden studenten oefenen en ervaren hoe het is om vanuit een bepaalde rol geconfronteerd te worden met de dilemma’s die in personen- en familierecht kunnen spelen.

Hoe hebben de studenten het ervaren?

“De studenten waren razend enthousiast” zegt Mirella. “Zij vonden dit onwijs leuk.” In de studentevaluaties is dat ook terug te zien. Studenten geven aan van de lessen te hebben genoten en de actieve deelname te hebben gewaardeerd. Ongeveer de helft van alle studenten deed mee en deed dat ook tot aan het eind, ondanks dat deelname niet verplicht was. In de meeste groepen kwam er gedurende het vak zelfs  studenten bij. De studenten gingen in op hun rol en kwamen met creatieve oplossingen. Meerdere uitkomsten waren mogelijk en studenten kwamen ook daadwerkelijk met verschillende uitkomsten. Mirella vond dat zelf verrassend en opvallend. De docenten vonden het ook leuk om te geven.

 

“Wat ik waardeerde was dat je door middel van de oefeningen ziet hoe het er in de praktijk aan toe gaat.”

 

“Een erg goede manier om de stof te behandelen.”

 

“Het was heel fijn om te kunnen oefenen voor het tentamen en de stof toe te kunnen passen.”

 

Wat behoud je en wat niet?

Mirella wil graag de casusgroepen behouden in het nieuwe curriculum. Het is sterk verbonden met de vaardigheden en de professionele identiteit van de studenten. Bovendien sluit dit goed aan op het vaardighedenonderwijs.

Ook is er de ambitie om studenten meet te laten reflecteren op hun rollen  Door iedere week een aantal reflectievragen toe te voegen die de studenten moeten beantwoorden. Omdat dit jaar alle aandacht uitging naar de inhoud was er onvoldoende tijd over voor reflectie.

Mirella heeft een aantal adviezen aan vakcoördinatoren die nog aan de slag moeten met onderwijsvernieuwingen. Mirella spoort de coördinatoren om alle docenten van het vak te betrekken bij het ontwerpen van de onderwijsvernieuwing. “We hebben besproken hoe de neuzen dezelfde kant op kunnen wijzen” zegt Mirella. Vervolgens hebben ze gezamenlijke werksessies georganiseerd waarbij er uitgelegd is wat het idee is. Tijdens deze werksessies werden docenten in groepjes verdeeld en hebben ze samen delen van de casus gemaakt. Daarna werd het gezamenlijk besproken en tot een volwaardige casus gemaakt. “Dit voorkomt dat je als coördinator van het vak in je eentje al het werk moet doen. Het wordt ook iets gemeenschappelijks en iedereen voelt zich eigenaar van het eindproduct. Dat maakt de docenten ook enthousiast om de werkgroepen te geven.”

“Betrek daarnaast ICTO bij het proces. Als het tijdloze kennis is die vooraf bestudeerd moet worden kan je er kennisclips van maken. Een clip van 5 jaar oud gebruik ik nog steeds en is nog steeds relevant.”

 

“In de opstartfase is alles veel werk, maar op termijn heb je daar profijt van.”

 

Daarnaast heeft Mirella ook advies voor de docenten die betrokken zijn bij het vaardighedenonderwijs: “zorg ervoor dat vaardighedenonderwijs aansluit op de theorie van de bovenliggende vakken en niet alleen draait om het kunstje uitvoeren.”