Onderzoek binnen FGw: Teaching via Zoom

covid-19
online onderwijs

De afgelopen jaren heeft er iets exceptioneels plaatsgevonden. Door de wereldwijde coronapandemie zijn docenten massaal gestart met het geheel online verzorgen van onderwijs. Docenten en studenten konden zich niet langer in een ruimte bevinden, waardoor een hoop uitdagingen ontstonden.

Anne Bannink en Jet van Dam onderzochten de effecten van deze uitdagingen in online colleges van drie ervaren universitaire docenten. Het onderzoek vond plaats in de eerste maanden van de pandemie. In hun onderzoek stonden de volgende vragen centraal:

  • “How does the way things are organized or happen in online classes (the ‘new’ normal) throw light on/systematically differ from routines in the ‘old’ normal-as well as being a set of practices all its own?
  • What is missing, what is different, what is new?
  • Does it throw light on what we routinely did but were possibly unable to see?
  • How do insiders cope with these new affordances and constraints?”

Download het artikel hier (pdf)

Methode

In het onderzoek kijken de onderzoekers naar situaties van interactie waarin ‘hitches, disfluences en and misunderstandings arise as a result of the discrepancies between conventional (default) expectations of what would have happened (next) in face-to-face (f2f) classroom settings and what actually happened in the ‘new’ online situation’. Door op zoek te gaan naar ‘systematische verschillen’ in de implementatie van routinematige interactionele praktijken in online lessen konden zij nieuwe analytische inzichten opdoen.

Om antwoorden op gestelde vragen te vinden bekeken Anne en Jet opnames van online werkgroepen, voornamelijk de eerste werkgroepen van een blok waarbij de studenten en docent elkaar nog niet kenden. Ook hebben zij docent en student metadata van online doceren gebruikt: cursusevaluaties, informele opmerkingen, etc. Tot slot is anekdotische data in het onderzoek meegenomen.

Conclusie

De onderzoekers zagen dat docenten en studenten in eerste instantie geneigd waren om zich in online onderwijs op dezelfde manier te gedragen als in fysiek onderwijs. Zo was men er nog niet aan gewend dat bepaalde succesvolle f2f-technieken (bijv. door iemand aan te spreken en oogcontact te maken) niet succesvol in online onderwijs is. Hier vonden zij aansluiting op Garfinkels theorie (1967): het kan noodzakelijk zijn dat dingen eerst verkeerd gaan voordat deze worden opgemerkt, laat staan worden geëvalueerd en hervormd.

Daarbij laat het onderzoek zien dat docenten en studenten in een korte tijd eigen manieren en procedures ontwikkelden: onderwijsroutines werden aangepast, er werd tijd gemaakt voor persoonlijk contact tussen docent en student, en studenten onderling. Daarbij vond spontane peer en docent-scaffolding ook online plaats. Dit houdt in dat individuele studenten door docent en medestudenten worden ondersteund om zich een stap verder te ontwikkelen, als een steiger. Tot slot ontwikkelde een docent zelfs met haar studenten een eigen zoom-etiquette voor gedrag in online bijeenkomsten.

Ondanks de uitdagende coronaperiode die tot drastische veranderingen in het onderwijs leidde, wisten de ervaren leraren ‘robuuste en solidaire leergemeenschappen’ te creëren.

Door in het onderzoek te focussen op de beperkingen van online onderwijs werden ook de voordelen van f2f bijeenkomsten aan het licht gebracht, die vaak in ‘classroom’ etnografisch onderzoek niet worden meegenomen.

Download