Interview met Marianne Mak over het onderwijs van Professionaliteit in de master Geneeskunde

Interview met Marianne Mak over het onderwijs van Professionaliteit in de master Geneeskunde

In de master Geneeskunde worden studenten geacht een bepaalde mate van professionaliteit te laten zien. Marianne Mak deed onderzoek naar ‘Professioneel Gedrag’, wat moet je als docent doen en waar kun je op letten om de professionele ontwikkeling  van studenten te stimuleren? De bevindingen uit haar proefschrift vat zij samen in een heldere animatie. Tijd voor een verdiepend gesprek met Marianne.

Hoe is jouw interesse in ‘professionaliteit’ tot stand gekomen?

‘Ik heb 15 jaar als huisarts gewerkt. In die tijd werkte ik al geregeld met coassistenten en dat intrigeerde mij. Ik besloot de praktijk te verlaten en door te gaan in het onderwijs. Binnen de basisopleiding Geneeskunde van het VUmc kreeg ik de lijn Professioneel Gedrag onder mijn hoede. Maar eigenlijk was er nog maar weinig over ‘Professioneel gedrag’ bekend. Wat is dat dan? En waar moet je op letten? Op de werkvloer zag ik dat veel docenten hun blik vooral richten op de eigen cursus. Zij signaleren onprofessioneel gedrag wel, maar voordat Programmatisch Toetsen werd ingevoerd, kreeg zo’n coassistent dan hooguit een genade-zesje. Aan verbetering, bijvoorbeeld door longitudinale begeleiding en toetsing werd nog nauwelijks gewerkt. Op het NVMO congres van 2012 vertelde ik wat mij was opgevallen. Na mijn praatje werd ik gebeld door de directeur van de opleiding: of ik wilde promoveren op dit onderwerp. Ik heb daarop ja gezegd, en in 2019 heb ik mijn proefschrift ‘Learning from Lapses,’ met succes verdedigd aan de VU.’

Wat waren je bevindingen?

‘Als we spreken over professionaliteit, dan is dat niet beperkt tot professioneel of onprofessioneel gedrag. Docenten vinden het niet leuk als hun student onprofessioneel gedrag laat zien, maar wat ze vooral  heel vervelend vinden is als de student niet bereid is om naar feedback te luisteren, en ervan te leren en te verbeteren. Iedereen kan wel eens bedoeld of onbedoeld onprofessioneel handelen. Dat hoort erbij en zouden we tot op bepaalde hoogte kunnen tolereren, als de betrokkene vervolgens maar reflectie, adaptatie en groei kan laten zien.’

Is dat alleen de verantwoordelijkheid van de student?

‘Nee, zeker niet. Iedereen in de opleiding heeft daarvoor een verantwoordelijkheid. Net als dat iedereen ook wel eens niet professioneel is. Het belangrijkste is dat je daar eerlijk over praat. Dat we als docenten en studenten samen een cultuur creëren waarin we bereid zijn te leren van onze fouten. Dat we elkaar kunnen aanspreken en dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt om te verbeteren.’

Wat bleek nog meer uit het onderzoek?

‘Ik merkte dat wat wij als docenten onprofessioneel achten, door studenten vaak anders wordt bedoeld. Er is vaak een gat tussen de goede bedoelingen van een student en de waarnemingen van de docent. De student moet die afstand tussen goede bedoelingen en de manier waarop het gedrag overkomt zien te overbruggen, want ook dat is professionaliteit. Met professionaliteit verwerf je het vertrouwen van je docent. En.. hoe je nu tegenover je docent staat, zo sta je straks tegenover je patiënt.’

Die eigen verantwoordelijkheid past goed binnen de master waarin nu programmatisch wordt getoetst, niet meer werken met cijfers, maar met feedback.

‘Door veel te toetsen, dreigen studenten in een keurslijf te komen. Als student doe je er alles aan om je examens te halen, en dat kan soms het authentieke leren in de weg staan.  Dat noem ik ‘Gaming the system’. De student voert een soort toneelstuk op om maar aan de opgelegde criteria te voldoen. Het is in het kader van professionaliteit belangrijk dat studenten ruimte hebben om een eigen professionele identiteit te ontwikkelen. Het laatste wat je wilt is dat een student continu doet alsof. Dat is voor iedereen vervelend, maar met name voor studenten die een grotere afstand voelen tot de gewenste professionele identiteit. Als je beide ouders arts zijn bijvoorbeeld, voel je een kleinere afstand tot je gewenste identiteit, dan wanneer je de eerste in de familie bent die een academische carrière aangaat. Studenten zetten soms een masker op omdat zij het idee hebben dat dat de enige weg is om te komen tot waar zij willen komen. Maar dat is op de lange termijn onhoudbaar. Je moet je professionele ontwikkeling dus in zien te vullen op een wijze die dichtbij je eigen identiteit ligt.’

Maar daarvoor moet ook ruimte zijn op de werkvloer…

‘Ja dat is zeker waar, systeemfactoren spelen een belangrijke rol. Professionaliteit is niet statisch, maar ontwikkelt zich naar tijd en plaats. Mogelijk hebben we als docenten een te star beeld van professioneel gedrag. Wat docenten en studenten als ‘professioneel’ beschouwen, ligt soms ver uit elkaar. Traditioneel gezien moest een dokter 24/7 klaarstaan, niet zeuren over onregelmatige diensten en zeker niet parttime werken. De jongere generatie zegt: wij willen ’s avonds ook wel eens vrij zijn. Niet omdat we lui zijn, maar omdat we een vrije avond nodig hebben om de volgende dag weer goed te kunnen functioneren. Het mooiste zou zijn als dit gesprek kan worden gevoerd, waardoor het begrip ‘professionaliteit’ door artsen en studenten samen steeds opnieuw wordt vormgegeven. De 4 I’s zoals je in mijn animatie ziet, zijn een minimumeis. Professionaliteit is ook verantwoordelijkheid nemen en anderen meenemen in die gedachtegang. We hebben de jongere generatie nodig om mee te helpen om de professionele waarden vorm te geven. Daar mag je als student dus best je stem over laten horen!’

Welke tips zou je meegeven naar aanleiding van het promotieonderzoek?

‘Ik raad studenten aan om te kijken naar hun voorbeelden: docenten en artsen op de werkvloer. En neem dan een standpunt in: welk voorbeeld wil je wel en welk voorbeeld wil je niet volgen? Wees je als student bewust van het “hidden curriculum”: je krijgt als student veel theorie, maar op de werkvloer gebeurt zoveel meer dan dat je ooit in een boek kunt lezen. Bekijk, bespreek en besluit hoe jij het gaat doen.’

—————————————————————————-

Marianne Mak ontving een Comeniusbeurs via het Ministerie van Onderwijs om innovatie binnen onderwijs te bewerkstelligen. Hier gaf zij uitvoering aan binnen het VUmc. Haar bevindingen worden toegepast door het Amsterdam UMC, en verscheidene andere opleidingen in de zorg zoals de geneeskundeopleiding in Groningen en de tandheelkunde opleiding van ACTA. Inmiddels is Marianne werkzaam bij de afdeling Huisartsgeneeskunde van Amsterdam UMC , waar zij lijnhouder voor ‘Onderzoek naar Onderwijs’ is.