Contact met de collectie: Archief-gebaseerd onderwijs bij Theaterwetenschappen

In het kort

In dit project werd getracht studenten in contact te brengen met het Nederlandse en Europese theatererfgoed. Door de studenten actief te betrekken bij de collectie, en ze intensief te begeleiden bij onderzoeks- , stage- en scriptie-opdrachten, worden studenten enerzijds  betrokken bij een bijzondere vorm van onderzoeksintensief onderwijs, anderzijds worden de resultaten hiervan voor de buitenwereld ook veel zichtbaarder. Opdrachten kunnen bijvoorbeeld resulteren in publicaties, lemma’s in de digitale theaterencyclopedie of kleine tentoonstellingen.

Over dit project

Projectleider(s) Rob van der Zalm;  Sylvia van Alting Geusau
Afdeling Kunst- en cultuurwetenschappen
Onderwijsinnovatie Archive-based onderwijs
Looptijd 2016 – 2020

Amsterdam is de enige plek in Nederland waar theaterwetenschap nog als een volledige BA en MA wordt aangeboden. De opleiding bestaat van oudsher (sinds 1964) uit drie componenten: een theoretische , een praktische, en last maar zeker niet least een historische. Dat de historische component sterk ontwikkeld is, heeft te maken met de traditie (gevestigd door hoogleraren als Hunningher, Hogenboom en Erenstein) maar hangt zeker ook samen met het theaterverleden van Amsterdam en met het feit dat de stad een rijke en omvangrijke theatercollectie herbergt. Tot 2013 was die collectie onderdeel van Theater Instituut Nederland / Het Theatermuseum. Maar toen dat in 2013 gedwongen werd de deuren te sluiten is die collectie in beheer gekomen van de Bijzondere Collecties van de UvA.
Dat schept verplichtingen en mogelijkheden. Omdat er – met die collectie – maar een heel klein aantal specialisten is meegekomen naar BC, voelt de capaciteitsgroep Theaterwetenschap zich medeverantwoordelijk voor de instandhouding en verdere ontsluiting van die collectie, en voor het entameren van onderzoek op basis van die collectie. Tegelijkertijd biedt het archief de mogelijkheid om studenten nadrukkelijker met historisch onderzoek naar materieel erfgoed in contact te brengen. We denken dat te kunnen bereiken door onze collegezalen veel actiever met het archief te verbinden, en daarmee ons onderwijs met onderzoek. Via dit project willen we onze studenten vanaf hun allereerste semester nadrukkelijk confronteren met het Nederlandse en Europese theatererfgoed. De ervaring leert namelijk dat de studenten de weg naar die unieke collectie maar mondjesmaat weten te vinden, en dat ze – eenmaal aangekomen – daarin ook snel verdwalen. Door de studenten actief te betrekken bij de collectie, en ze intensief te begeleiden bij onderzoeks- , stage- en scriptie-opdrachten, zal het mes aan twee kanten snijden. Enerzijds worden studenten betrokken bij een bijzondere vorm van onderzoeksintensief onderwijs, anderzijds worden de resultaten hiervan voor de buitenwereld ook veel zichtbaarder. Opdrachten kunnen bijvoorbeeld resulteren in publicaties, lemma’s in de digitale theaterencyclopedie of kleine tentoonstellingen.

Doel van het deelproject

  • Studenten in een leerlijn kennis laten maken en leren werken met materieel erfgoed in de collectie van TiN. Kennismaken in jaar 1 bij onderzoeksvaardigheden, kleine opdrachten in jaar 2 bij Inleiding in de Europese en Nederlandse drama en theatergeschiedenis 2: vanaf 1850. En ten slotte onder begeleiding zelf onderzoek doen in een research seminar aan het eind van jaar 2 of in jaar 3.
  • Het vergroten van het hele spectrum vaardigheden die het doen van historisch onderzoek vereist, van precies kijken en nauwkeurig beschrijven tot en met het vertalen van onderzoeksresultaten in teksten voor een breed publiek.
    – De studenten bij te laten dragen aan de verdere ontsluiting van de collectie en kennis te laten genereren omtrent die collectie en – daarmee – over de Nederlandse theatergeschiedenis.
  • Vergroten van het bewustzijn dat ontwikkelingen en trends in het hedendaagse theater en in het hedendaagse, theaterwetenschappelijke onderzoek (post-koloniale vraagstukken, gendervraagstukken, locatietheater, subsidieproblematiek) allemaal een historische component hebben, ook binnen het Nederlandse theater.
  • Vergroten van de bewustzijn dat juist het werken in de theatersector – vanwege het efemere karakter van theater als kunstvorm – altijd ook een verantwoordelijkheid t.o.v. de eigen artistieke erfenis vraagt.

Beoogde uitkomsten

  • Leerlijn van historisch onderzoek naar materieel erfgoed op basis van de collectie van TiN
  • Meer deelonderzoekjes (werkgroepen), stages, scripties, gerelateerd aan de Theatercollectie van TiN / BC.
  • Groter historisch bewustzijn bij de studenten; meer kennis over deze collectie en over de Nederlandse theatergeschiedenis, genereren van nieuwe kennis over het Nederlands theater, het beter integreren van een wetenschappelijke deelcollectie bij BC in het onderwijs. Op termijn, als deze studenten in het professionele veld werkzaam zijn: groter besef van en een goed oog voor het belang van archivering / collectievorming.
  • Concreet doel van fase 1: plan van aanpak voor toekomstige integratie van BC in het onderwijs en de financiering daarvan.

Eventuele neveneffecten

Dit project biedt ons tevens de mogelijkheid om ons verder te profileren als opleiding met een duidelijke theaterhistorische gerichtheid; de collectie van TiN wordt beter geïntegreerd in het onderzoek en daarmee is aan een voorwaarde voor het voortbestaan ervan – als onderdeel van de Bijzondere Collecties van de UvA – voldaan.

Plan van aanpak

  1. Fase 1: 2016/2017: Aanstellen van een coördinator / kwartiermaker die:
    – In overleg met de stafleden een leerlijn ontwikkelt, van de propedeuse (onderzoeksvaardigheden) tot en met het laatste BA-jaar (scriptiewerkroep) waarin ‘contact met de collectie’ op verschillende manieren, via verschillende werkvormen en op verschillende niveaus terugkeert.
    in relatie tot het onderwijsaanbod en de specifieke onderzoeks-interesses van stafleden in kaart brengt welke collectie-onderdelen interessant onderzoeksmateriaal bevatten; en die vervolgens – in overleg met de stafleden een concreet plan uitwerkt om het gebruik van de collectie ook daadwerkelijk en blijvend op een aantal plekken in het curriculum te integreren. Voor de hand liggende opties zijn onderzoeksvaardigheden, Inleiding in de dramaturgie, theatergeschiedenis I (jaar 1); Theatergeschiedenis II en een historische, op de collectie / het archief toegespitste werkgroep (jaar 2/3), stage en scriptie(werkgroep) (jaar 3).
    – aangeeft – in overleg met de collectie-beheerders (vanuit de andere kant dus) – welke collectie-onderdelen / deelverzamelingen /archieven aandacht behoeven; idem voor thema’s / historische periodes.
    – contacten in het theaterveld legt (gezelschappen, schouwburgen) om bezoeken van studenten mogelijk te maken die vervolgens in kaart kunnen brengen wat daar wel / niet gedaan wordt tbv het archief van de toekomst.
  2. Fase 2: 2017/2018
    – In 2017-2018 kan de leerlijn voor het eerst geïmplementeerd worden in bestaande vakken.
    – De geïnventariseerde onderwerpen kunnen, bijvoorbeeld in het kader van een werkgroep of individuele stage, verder geëxploreerd worden, al dan niet gevolgd door het schrijven van een scriptie.
    – Ook kan een groepje gevorderde, excellente studenten de gelegenheid geboden worden om in het kader van een assistentschap en onder intensieve begeleiding van stafleden/collectiebeheerders een deel van de collectie te ontsluiten en te presenteren (via een digitale publicatie (theaterencyclopedie) of een kleine tentoonstelling).
    – Vervolgens kunnen de opgedane kennis en vaardigheden van die studentassistenten gedeeld worden met nieuwe lichtingen studenten (onderzoeksvaardigheden; of onderzoeksopdrachten begeleiden / eindteksten redigeren en geschikt maken voor publicatie) bij de (hoor)colleges Theatergeschiedenis I en II).

Tijdpad

  1. Fase 1: november 2016 – augustus 2017
    start coördinator, inventarisering waar in het onderwijs op deze manier gewerkt kan gaan worden, leggen van contacten, plan van aanpak ism collectiemedewerkers, archieven in het veld, ontwerp onderzoeksintensieve component in 3 cursussen.
  2. Fase 2: September 2017 – augustus 2018
    Pilot, implementeren leerlijn in een beperkt aantal curriculum-onderdelen; evalueren van aanpak en resultaten; aanstellen van student-assistenten.
  3. Fase 3: September 2018 – augustus 2019
    Integreren als doorlopende leerlijn in het BA-onderwijs, op iedere plek die daarvoor is vastgesteld; aanstellen van student-assistenten.

Begroting

• kosten inzet wp: aantal uren x € 74 (= gemiddelde personeelslast CoH)

Fase 1:
Coördinator: november 2016-augustus 2017 110 u
Ontwerp onderzoeksintensieve component in minimaal 3 cursussen: 3 x 30 = 90 u..
Overige uitgaven: reiskosten pm

_________
Totaal: 200 uur inzet x € 74 = € 7.696

Fase 2:
Coördinator: September 2017-augustus 2018 80 u.
Studentassistenten: September 2017-augustus 2018 2 x 90=180 u.

_________
Totaal:
80 uur inzet x € 74 = € 5.920
180 uur inzet x €50 = €9.000

Fase 3:
Coördinator: September 2018-augustus 2019 80 u.
Studentassistenten: September 2018-augustus 2019 2 x 90=180 u.

_________
Totaal:
80 uur inzet x € 74 = € 5.920
180 uur inzet x €50 = €9.000

Betrokken deelprojectmedewerkers

Zelf aan de slag?

Neem contact met ons op via tlc-fgw@uva.nl.