Hoe kan de student de beheersing hiervan aantonen? Gebruik de toetsmatrijs als hulpmiddel en zorg ervoor dat je bij de ontwikkeling van je toetsinstrumenten geen extra toetsdoelen of beoordelingscriteria toevoegt. Meer informatie over de toetsmatrijs en het gebruik daarvan vind je hier.

Toetsing hoeft niet altijd schriftelijk en individueel, met bijvoorbeeld een pitch of (groeps)presentatie kan de student ook het resultaat van zijn leerproces tonen. Mondelinge tentamens lijken arbeidsintensief, maar je wint dit terug in de nakijktijd, vooral als je een goed beoordelingsformulier gebruikt.

Toets als het kan ook tussentijds. Dit voorkomt (voor student en docent) piekbelasting aan het einde van het vak. Zorg ervoor dat de omvang van deeltentamen(s) en eindtentamen samen niet groter is dan wanneer er enkel een eindtentamen zou zijn geweest. Er hoeft niet per se gebruik gemaakt te worden van de maximale tentamenduur van 3 uur, dit mag ook korter.

Een opeenstapeling van deeltentamens, opdrachten en bonuspunten maakt de toetsing minder transparant, foutgevoelig en arbeidsintensief (ook voor tentamenservice). Zorg ervoor dat ook de herkansingsmogelijkheden duidelijk en uitvoerbaar zijn.

Het tussentijds beoordelen en bepalen van een deelcijfer draagt niet bij aan het leerproces, feedback wel. Formatieve toetsing en feedback kan soms volledig binnen een werkcollege plaatsvinden. Bedenk ook dat het efficiënt en leerzaam is als studenten elkaar feedback geven (peerfeedback).

Gesloten vragen (zoals MC) zijn erg geschikt voor het toetsen van leerdoelen op lagere cognitieve niveaus vooral bij een grotere studentengroep. Studenten kunnen de vragen relatief snel beantwoorden en het kost weinig tot geen nakijktijd. Bij open vraagvormen kan je een maximum stellen aan het aantal woorden in het antwoord (dranghekvragen). Dat geldt ook voor schrijfopdrachten zoals papers en essays: is het nodig dat studenten een lang stuk schrijven of kan het korter? Bewaar je toetsvragen in een itembank, voor (enig) hergebruik en ter inspiratie voor nieuwe (vergelijkbare) vragen.

Een antwoordmodel helpt hierbij. Bij een opdracht of paper is het beoordelen van ‘voldaan/niet voldaan’ (pass/fail) sneller dan het berekenen van een deelcijfer. Of gebruik een (eenvoudige) rubric, zowel om het cijfer te bepalen als voor de onderbouwing en feedback. Steek niet teveel tijd in persoonlijke feedback aan het einde van het vak (naast het eindcijfer) omdat studenten dit waarschijnlijk niet meer zullen gebruiken.