TLC-Centraal
ACTAAcademisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam
EBEconomie & Bedrijfskunde
FdGFaculteit der Geneeskunde
FdRFaculteit der Rechtsgeleerdheid
FGwFaculteit der Geesteswetenschappen
FMGFaculteit der Maatschapij- en Gedragswetenschappen
FNWIFaculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
TLC-Centraal
ACTAAcademisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam
EBEconomie & Bedrijfskunde
FdGFaculteit der Geneeskunde
FdRFaculteit der Rechtsgeleerdheid
FGwFaculteit der Geesteswetenschappen
FMGFaculteit der Maatschapij- en Gedragswetenschappen
FNWIFaculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica
Je coschap wordt van drie naar twee weken teruggebracht, en de uitkomst is dat de coassistent meer leert in deze kortere periode? Toen coördinatoren Ivanka van der Meulen en Armida Fabius te horen kregen dat Oogheelkunde in de vernieuwde master Epicurus met een week werd ingekort, hebben ze de koppen bij elkaar gestoken en in een project van negen maanden hun coschap herzien en opnieuw opgebouwd.
“Ik zou zeggen dat de grootste verandering is dat iedere student een persoonlijk rooster heeft, met een zelfstudieprogramma in kleine onderdelen, waarbij de aansluiting met de kliniek optimaal is”, zegt Ivanka, coördinator oogheelkunde, oogarts, opleider en PE. “We starten het coschap oogheelkunde gezamenlijk op de maandag met de terugkomdag. Studenten hebben aan het begin nog niet zoveel oogheelkundige kennis. Dit spijkeren we bij tijdens de terugkomdag. Op deze dag maken ze ook kennis met de spleetlampsimulator. Ook is er een online escaperoom om basiskennis te testen en uit te breiden, door de coassistent langs verschillende ziektebeelden te leiden. Ook doen de co’s die dag een wetlab waarbij ze een oog mogen ontleden en leren hechten. Door het wetlab leren ze nog beter de anatomie van het oog kennen”.
De dagen daarna heeft iedere coassistent een ander en zeer afwisselend rooster. Ze zijn ingeroosterd op verschillende locaties. De klinische blootstelling is voor tenminste 50% van de tijd. De overige tijd wordt besteed aan zelfstudie, hiervoor zijn pagina’s ingericht op Canvas. De zelfstudie is een vorm van blended leren: met zelfstudiemodules over negen specifieke onderdelen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan kennis over cataract, retina en glaucoom. De stof wordt op verschillende manieren aangeboden: verwijzingen naar het studieboek, een e-learning of een filmpje. “We realiseren ons dat de ene student goed informatie opneemt door een filmpje, terwijl de ander zich liever verdiept door een tekst te lezen. Dat maakt deze opbouw van zelfstudie allemaal mogelijk”.
Tevens is het door de zelfstudie mogelijk voor de coassistent om zich goed voor te bereiden op de klinische stage. Afhankelijk van welke klinische gevallen ze hebben die dag (of dagen), bereiden ze de desbetreffende zelfstudieaanwijzingen voor om de kennis paraat te hebben. Indien mogelijk verdiepen ze zich in de patiëntdossiers.
“Wat we belangrijk vinden is dat de coassistenten een zo breed mogelijke basis krijgen wat betreft oogheelkunde, en ‘pluis’ van ‘niet pluis’ kunnen onderscheiden in hun toekomstige dagelijkse werk. Vooral als ze gaan werken als huisarts, kinderarts of op de SEH is die brede basis en het herkennen van ernstige en/of acute ziektebeelden van groot belang. Ze kunnen natuurlijk ook enthousiast worden voor de specialisatie Oogheelkunde zelf!”
Inmiddels stáát het programma , na het vele werk om het samen te stellen. En daarna moet de vinger aan de pols gehouden worden; werken alle links nog steeds, kloppen de referenties naar paginanummers, of is er inmiddels actueler studiemateriaal? De inspanningen geven, door de positieve resultaten, veel voldoening, zowel voor ons als de studenten.
Zoals eerder genoemd wordt er op de terugkomdag geoefend met de simulatiespleetlamp Eyesi. “Het is buitengewoon dat studenten op deze manier patiënten kunnen ”zien” en onderzoeken”, vertelt Armida Fabius, coördinator oogheelkunde, oogheelkundig onderzoeker en docent.
“De studenten oefenen in tweetallen, ongeveer twee uur. Verschillende ziektebeelden worden aangeboden en ze moeten opdrachten uitvoeren. Zo krijgen ze inzicht in de ziektebeelden die er zijn en die ze moeten kunnen herkennen. We hoeven met deze lamp niet te wachten totdat een patiënt met die bepaalde klacht zich in het ziekenhuis meldt, om dit leerproces te kunnen doorlopen. In het systeem kunnen we zien of de studenten hun doelen hebben gehaald”.
“De spleetlamp is een gevoelig apparaat en de bediening ervan vraagt om een bepaalde behendigheid. Door te kunnen oefenen in je eigen tempo, waarbij de interactie met de patiënt wegvalt, is er een veel hogere leercurve. De studenten zijn door de simulatiespleetlamp technisch behendiger, en dus zelfverzekerder op de werkvloer”.
“De spleetlampsimulator is uniek in Nederland”, vervolgd Armida. “We zijn de enige opleiding die er eentje heeft. Naast de FdG-UvA-studenten ontvangen we ook wekelijks VU-coassistenten, die met de spleetlamp oefenen. En voor de huisartsen in opleiding hebben we ook een programma, zij komen een keer in de zes maanden. Het is nog een toekomstwens om een soortgelijk programma aan te bieden aan de SEH-specialisatie”.
“We krijgen veel positieve feedback van studenten; dat door de hybride opzet van het coschap het mogelijk werd om in korte tijd veel kennis over oogheelkundige ziektebeelden te vergaren, en toe te passen in de praktijk. We kregen zelfs de opmerking dat andere coschappen hier een voorbeeld aan zouden kunnen nemen! En dat is tevens wat zouden willen meegeven aan collega-docenten: om een zelfstudieprogramma te ontwikkelen in kleine onderdelen zodat aansluiting met de kliniek optimaal is. Vanwege het samengaan van ziekenhuizen en afdelingen zal de klinische blootstelling doorgaans krap zijn en daardoor werkt het blended concept heel fijn; dan heeft iedereen voldoende klinische expositie”.

