Motivatie: de basis

Als docenten zijn we misschien van mening dat het aan de studenten zelf is om zich tot leren te zetten, en dat hun motivatie niet ons probleem is. Hoewel dit grotendeels waar is, weten we echter ook wel dat het veel prettiger werken is met een groep gemotiveerde en geïnteresseerde studenten. Het is een stuk bevredigender, en kan zelfs tijd schelen in de voorbereiding. Bovendien, als we eerlijk zijn, moeten we ook toegeven dat niet meer dan menselijk is om sommige onderwerpen interessanter te vinden dan andere. De meesten van ons hebben zichzelf weleens moeten leren motiveren voor het een of het ander. Als we studenten daarbij een duwtje de goede richting op kunnen geven, kan dat het leven voor zowel docenten als studenten een stuk aangenamer maken.

Op deze pagina vind je een overzicht van verschillende soorten motivatie. Ook bespreken we de invloed van intermenselijke verhoudingen, transparantie en autonomie op motivatie.

Soorten motivatie

1. Extrinsieke motivatie

  • Belofte van een beloning (zoals geld of een hoog cijfer)
  • En/of dreigen met een straf (zoals een boete of een onvoldoende)
  • Geschikt voor simpele, routinematige werkzaamheden die niet uitdagend of interessant zijn
  • Maar wat je leert via de “wortel-en-stokmethode” blijft niet zo goed hangen in het lange termijn-geheugen
  • Creativiteit en originaliteit worden ontmoedigd
  • Conclusie: hoewel er situaties zijn waarin extrinsieke motivatie een plek heeft, appelleert dat wat wij willen dat studenten leren, onthouden en kunnen eerder aan intrinsieke motivatie

Om historische en praktische redenen, leunen we sterk op extrinsieke motivatiestrategieën.

2. Intrinsieke motivatie

  • Studenten werken (leren/doen opdrachten) vooral uit interesse en uit zichzelf.
  • Appelleert aan nieuwsgierigheid, creativiteit en plezier
  • Geschikt voor cognitieve, niet-repetitieve taken, waarvoor meerdere strategieën mogelijk zijn
  • Nadruk op er zelf uitkomen, proberen, en ontdekken, helpt om stof lange termijn te onthouden
  • Hogere niveau denken en flexibiliteit om kennis in verschillende situaties toe te passen
  • Conclusie: Intrinsieke motivatie bevordert het soort leerdoelen waar we in het hoger onderwijs het meeste waarde aan hechten. Om historische en praktische redenen leunt de onderwijspraktijk echter sterk op strategieën die eerder bij extrinsieke motivatie horen.

Veel van wat wij willen dat studenten leren en kunnen gaat het beste met intrinsieke motivatie.

3. Geïnternaliseerde motivatie

Een iets minder bekende soort motivatie is geïnternaliseerde motivatie. Deze term komt uit de Self-Determination theorie, en wordt daar omschreven als: “het proces waarbij waarden, overtuigingen en reguleringen van externe oorsprong overgenomen worden en tot “eigen” worden gemaakt.

Hoewel de bedenkers van de theorie verschillende gradaties van internalisatie benoemen, hebben ze allemaal gemeen dat ze voorzien in de behoefte om zich tot andere mensen te verhouden, en ook in de competentiebehoefte.

Een student kan geïnteresseerd raken in een onderwerp wanneer de persoon enthousiasme en interesse opmerkt bij iemand die hij of zij respecteert, of als lid van de eigen groep beschouwt.

 

De rol van intermenselijke verhoudingen en transparantie

Het kan heel motiverend zijn voor studenten, als een docent expliciet aangeeft wat het lezen van een artikel, het doen van een opdracht of het voeren van een discussie toevoegt aan de kennis en vaardigheden van een student, of deze relateert aan de praktijk op een toekomstige werkvloer. Mensen hebben de neiging om activiteiten te willen ondernemen waarvan ze de waarde en betekenis inzien. (Samen met competentie vormt dit het uitgangspunt van de Expectancy-Value theorie.)

Conclusie: het komt de motivatie van studenten vaak ten goede als de docent heel duidelijk is over waarom er iets van studenten wordt verwacht, waarom het vak een bepaalde opzet heeft, of waarom je als docent onmogelijk het werk van 150 studenten binnen twee dagen van uitgebreide feedback kunt voorzien, etc. Dit geeft studenten het gevoel serieus genomen en gerespecteerd te worden als volwassenen en stimuleert hen tegelijkertijd om hun eigen verantwoordelijkheid in het leerproces te nemen.

De rol van autonomie (en autonomieondersteuning)

Waarschijnlijk hebben we allemaal wel eens het verschil ervaren tussen een situatie waarin ons werd opgedragen wat we moesten doen, en hoe we het moesten doen, en een situatie waarin ons een schets van de gewenste uitkomst werd gegeven, en het ons werd toevertrouwd om het verder zelf tot een goed einde te brengen. In het eerste geval waren we slechts instructies aan het opvolgen, in het tweede geval werd een beroep gedaan op onze kennis, vaardigheden en creativiteit. De meeste mensen hebben vinden de tweede situatie verreweg bevredigender en motiverender.

Veel meer nog dan intermenselijkheid en competentie, staat onze behoefte aan autonomie centraal in de Self-Determination theorie. En daar is goede reden toe: als mensen hun taken beschouwen als zelfgekozen en vrijwillig,  dan is hun toewijding vele malen groter.

Conclusie: de behoefte aan autonomie kan worden bevredigd door studentenkeuzemogelijkheden te geven tussen of binnen opdrachten, de nadruk te leggen op doelen i.p.v. hoe ze te bereiken, en creatieve componenten toe te voegen. De student heeft meer het idee dat deze zelf iets bereikt heeft, en het traint tegelijkertijd ook flexibiliteit in het toepassen van kennis, en hogere-ordedenken.